Misthoorn als muze
Maaike Meijer geeft in deze kloeke biografie een mooi inkijkje in het leven van Vasalis en haar worsteling met het dichterschap. Meijer heeft echter wel duidelijk moeite gehad om afstand tot haar onderwerp te houden en relevante informatie te selecteren.
De dichteres M. Vasalis (pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, 1909-1998) heeft haar privéleven altijd volledig afgeschermd gehouden en heeft ook nooit een interview gegeven. Liefhebbers van haar werk zullen reikhalzend hebben uitgekeken naar de onlangs verschenen biografie.
Kiek
In net geen duizend pagina’s schetst literatuur- en genderwetenschapper Maaike Meijer de levensloop van Vasalis (die ze ietwat hinderlijk opsplitst in het familiaire ‘Kiek’ als aanduiding voor de mens, psychiater en moeder, en ‘Vasalis’ voor de dichteres). Het boek zit Vasalis dicht op de huid, haast eronder, doordat er zeer royaal wordt geciteerd uit persoonlijke aantekeningen, briefjes en brieven, en onvoltooide literaire teksten.Als lezer kom je daardoor heel dicht bij haar gedachtewereld en de sensitiviteit die de bron van haar dichtwerk was. Het ontstaan van haar dichterschap, dat op gang werd gebracht door het geluid van de misthoorn, wordt mooi beschreven. Daarnaast geeft het boek ook een nauwgezet beeld van haar werk als psychiater, de oorlogstijd (waarin Vasalis verzetsactiviteiten ontplooide) en het verlies van haar zoontje Dicky. Verder is er veel aandacht voor de banden met collega-schrijvers, vrienden en haar zus en ouders.
Biografische details uitschudden
Meijers aandacht voor de manier waarop Vasalis biografische elementen heeft omgevormd tot poëzie levert boeiende passages op. Meijer wil het poëtische werk, zo zegt ze, niet ‘uitschudden op biografische details’, maar gaat in omgekeerde volgorde te werk: ze laat zien hoe gewaarwordingen, dromen en belevenissen uiteindelijk in kunst werden vormgegeven. Zo kan de lezer meekijken hoe een droom over een grijs-blauwe vogel, samen met het overlijden van haar zoontje, leidt tot het beroemde gedicht met de beginzin ‘Ik droomde in de oorlog, dat het oorlog was’.
Vasalis komt uit deze biografie naar voren als een karaktervolle, sympathieke en intelligente vrouw, maar ook als iemand die voortdurend overbezet was en worstelde met het dichterschap en de plek die dit in haar leven moest innemen. Ze was zo toegewijd aan haar gezin en haar praktijk dat het dichtwerk vaak in de verdrukking kwam. Dit, gecombineerd met haar perfectionisme en strenge blik op haar eigen werk, is ongetwijfeld de verklaring voor de beperkte omvang van haar oeuvre: drie dichtbundels bij leven en een postume bundel.
Dichters raden
Een minpunt van dit boek is dat het veel te wijdlopig is. In haar voorwoord citeert Meijer Vasalis, die na het lezen van een duizend pagina’s tellende biografie verzuchtte: ‘Zo, nu kennen we ook elk kuchje’. Ironisch genoeg is dat precies het gevoel dat je bij het lezen van dit boek ook krijgt: geen bezoekje, geen gedachte of briefje (‘Lief verloofd snotje’ of ‘O, ja, gisteren heb ik bij Tom gegeten’) mag onopgemerkt voorbijgaan.
Zo krijgen we van een enkel avondje bij vrienden een paginalang verslag uit de mond van een van de aanwezigen over het opzienbarende feit dat er een spelletje ‘dichters raden’ werd gespeeld, en als toegift wordt ook het verontschuldigende briefje achteraf van Vasalis vanwege haar benevelde toestand afgedrukt. Ook documenten als een knullig sinterklaasgedicht dat een kennis voor Vasalis schreef en een door haar in het Frans geschreven, jolig versje voor een vriend hadden achterwege kunnen blijven.
Maaike Meijer lijkt kortom vol ontzag voor de kleinste details van Vasalis’ privéleven. Iets meer afstand en een iets minder Joop ter Heul-achtige toon (à la: ‘ze krijgt de pip van al haar ongetrouwde vriendinnen’ en ‘dolle briefjes’) zouden de kwaliteiten van de biografie nog beter uit hebben laten komen. Wat dat betreft had ze een voorbeeld kunnen nemen aan de strenge selectiecriteria die Vasalis zelf aanhield.