Ontsnapt aan een vroegtijdig einde
In 1672 viel Frankrijk onder Lodewijk XIV de jonge en succesvolle Republiek der Nederlanden aan. Een klein deel hield in het westen stand achter een onder water gezette strook land. Vervolgens lukte het om de Fransen terug te dringen. In Rampjaar 1672 beschrijft historicus Luc Panhuysen deze cruciale episode uit onze geschiedenis aan de hand van de correspondentie tussen drie leden van een voorname familie, die ieder een eigen rol in de oorlog speelden.
De Republiek had juist een periode van grote economische bloei meegemaakt. De VOC–schepen brachten de rijkdom met ladingen tegelijk het land binnen. In de gewesten lag de macht bij de stedelijke elites, de regenten. De invloed van de familie Van Oranje was, na een mislukte coup in 1650 van stadhouder Willem II, ingedamd. Zijn opvolger, Willem III werd in dat jaar geboren. Er was dus voorlopig een stadhouderloos bestuur, waarin veel macht lag bij de hoogste ambtenaar van de Republiek, de raadpensionaris Johan de Witt.
Holland drukte een zwaar stempel op het bestuur van de Republiek en richtte zich vooral op de veiligheid op zee. Daardoor werd de verdediging van de landgewesten verwaarloosd. Stadsmuren en verdedigingswerken werden niet onderhouden, de wapenarsenalen van de steden waren schrikbarend leeg. Frankrijk daarentegen was zeer sterk en kwam bovendien niet alleen. Lodewijk sloot bondgenootschappen met Munster en Keulen. Tot overmaat van ramp voegde ook Engeland zich bij deze coalitie.
Met de grond gelijk
Toen Lodewijk zonder veel moeite de ene na de andere Nederlandse stad innam, werd de roep om een hernieuwd centraal gezag in de Republiek steeds sterker. Dat zou vanzelfsprekend bij de prins van Oranje moeten liggen, en Willem had er inmiddels de leeftijd voor. Hij werd benoemd tot stadhouder van alle gewesten en bevelhebber van het ‘staatse’ leger. Hij bracht de financiën van de republiek op orde en het leger op sterkte. Bovenal werd hij de belichaming van de Nederlandse onverzettelijkheid.
Zonder bondgenoten maakte ook Willem echter weinig kans. Het was de taak van ambassadeur Godard Adriaan van Reede om in Berlijn de keurvorst van Brandenburg te overtuigen om ook tegen de Fransen te strijden. Het is de briefwisseling tussen deze Baron van Reede met zijn vrouw Margaretha, thuis op hun kasteel Amerongen, die Panhuysen gebruikt om de geschiedenis tot leven te wekken. En daarin slaagt hij erg goed. Hij geeft een levendig beeld van Van Reedes niet aflatende diplomatieke inspanningen. Van Reede was voor een groot deel afhankelijk van de informatie die hij in brieven van zijn vrouw Margaratha kreeg. Van haar horen we eveneens hoe de Fransen huis hielden in de door hen bezette delen van Nederland. Naar de gebruiken van de tijd werd er alom geplunderd, gemoord, verkracht en platgebrand. Onder meer het kasteel Amerongen van de Van Reedes werd met de grond gelijk gemaakt. Zoon Godard was militair en verhaalt in de brieven aan zijn ouders van zijn inspanningen om bij de prins in het gevlei en hogerop in de hiërarchie te komen.
Historische sensatie
Door het perspectief van het gezin van Reede te kiezen en hun persoonlijke geschiedenis in te bedden in die van de Republiek, wordt Rampjaar 1672 een zeer toegankelijk boek over een boeiende periode. De Staat der Nederlanden had gemakkelijk een vroegtijdig einde kunnen beleven. In menig land zou de succesvolle strijd om het bestaan van de natie een prominente plaats innemen in de nationale geschiedenis. In de officiële Nederlandse canon is het slechts een korte paragraaf in het ‘venster’ over Michiel de Ruyter, de zeeheld die de Engelsen op de knieën bracht. Panhuysen verdient lof dat hij in aanvulling op de– eveneens zeer leesbare –dubbelbiografie over de ‘anti–orangisten’, de gebroeders De Witt, nu komt met een boek over de andere kant van het politieke spectrum. Een gemis is echter dat er in het boek geen enkele brief staat afgedrukt. Het had de ‘historische sensatie’ van de lezer zeker bevorderd. En een misser mag de cartografie genoemd worden. Handgetekende pijlen en arceringen in kaartjes á la 1930 zouden in zo een modern historisch boek niet voor moeten komen.