Boeken / Fictie

Geen slaai, maar wat dan wel?

recensie: Lewis Carroll - The Hunting of the Snark / De jacht op de slaai

Van Lewis Carroll (1832-1898) kennen we allemaal de Alice-avonturen. Zijn lange nonsensgedicht The Hunting of the Snark (1883) is een stuk minder bekend in onze contreien. Jan Kuijper maakte er een fraaie vertaling van.

Het epos gaat over een merkwaardige groep schepsels die op jacht gaat naar het mythische dier Snark, een portmanteauwoord samengesteld uit snail en shark en dus door Kuijper verdietst tot Slaai. Het gezelschap steekt met behulp van een blanco kaart de oceaan over en gaat daar vervolgens aan land en op jacht:

Zij zochten met liefde, met vingerhoeden.
Achtervolgden met vorken en hoop.
Zij dreigden met ijzeren spoorwegtegoeden,
Verlokten met glimlach en stroop –

~

Een kwatrijn waarmee de laatste hoofdstukken beginnen en dat al heel wat Snark-exegeten aan het denken heeft gezet, want wat bedoelt Carroll hier toch mee? Over het ontstaan van het gedicht weten we genoeg: Carrol had al het befaamde en verwante Jabberwocky geschreven, hij wijst daar zelf ook op in zijn voorwoord. De Snark ontstond uit de laatste regel, die hem tijdens een wandeling inviel, en werd opgedragen aan Gertrude Chataway, die hij tijdens een vakantie had ontmoet. Ze was destijds negen, ook wat dat betreft geen verrassingen, al kun je je afvragen of kinderen van die leeftijd de volle portee van het gedicht mee kunnen krijgen, zeker als je bedenkt dat ruim een eeuw debat nog steeds geen eenduidig oordeel heeft opgeleverd, laat staan dat we weten waar het over gaat. Verneukeratief daarbij is dat Carroll helemaal geen moeilijke taal gebruikt en gewoon rijmend en metrisch kloppend dicht, terwijl ook de gebeurtenissen niet extreem duister en bizar zijn en de plot zelfs vrij eenvoudig. Het venijn zit hem dan ook in de details.

Worsteling

Daar zitten meteen ook de problemen waar vertaler Kuijper mee heeft moeten worstelen. Carroll liet welhaast geen woord zonder samenhang of extra vermoeden van betekenis. Zo beginnen de hoofdpersonen, aangeduid met hun beroep, allen met de letter B. Geen idee trouwens waarom dat zou moeten zijn. We gaan er bij het lezen van literatuur en dus zeker ook bij poëzie van uit dat alles nut en functie heeft en speuren dus desnoods net zo lang door tot we die ook hebben gevonden en het gedicht, dan wel een regel kunnen duiden. Een gevaarlijk uitgangspunt in dit geval, want zoals het citaat hierboven al aangeeft begeven we ons in een moeras. Wie echt wil blijven vasthouden aan een duiding, mag het gedicht lezen als metapoëzie: de Slaai is zijn eigen, wijkende betekenis. Vervangen we in deze tekst ‘lezer’ door ‘beschouwer’, dan zit het met die B’s meteen ook goed. Hoewel Kuijper in zijn vertaling niet zo ver is gegaan, en van de Butcher gewoon een ‘Slager’ maakte. Wat dat betreft mooi dat het een tweetalige uitgave is, zodat de lezer c.q. beschouwer heen en weer kan varen tussen twee versies.

Het vertalen van poëzie is nog steeds onmogelijk en dat geldt ook voor dit gedicht. Carroll stopte er simpelweg teveel in, rijmde dan ook nog, zodat Kuijper kunstgrepen uit moest halen, die in de meeste gevallen gunstig uitpakken. Ter vergelijking het al genoemde citaat, nu in het originele Engels:

They sought it with thimbles, they sought it with care;
They pursued it with forks and hope;
They threatened its life with a railway-share;
They charmed it with smiles and soap.

Direct valt het liggende streepje op dat Kuijper hier volkomen ten onrechte in plaats van een punt gebruikt. Voor de rest houdt hij zich aan de beperkingen die metrum en rijm opleggen. Elders in het gedicht kiest hij noodgedwongen voor wat ingrijpender ingrepen, die een enkele maal te ver gaan, al kun je daar natuurlijk over blijven twisten. “Away, fond thoughts, and vex my soul no more” zullen weinigen vertalen met: “Af, dierbaar droombeeld, lik mijn ziel niet langer”, zolang het Nederlands werkwoorden kent als ’tergen’ en ‘plagen’. Verderop in hetzelfde kwatrijn is “Al gaat de branding van ons strand steeds wranger/Yellen (sic!) in mijn gedachten” niet echt een voor de hand liggende vertaling van “Albeit bright memories of that sunlit shore/Yet haunt my dreaming gaze”. Ook het vertalen van de acht fits waarin het gedicht is verdeeld door ‘schokken’ is minder alert dan het nota bene op de achterflap (uitgever!) gebruikte ‘stuipen’ en nu we toch bezig zijn: waar Carroll het geheel een agony noemt kiest Kuijper voor het anglicisme ‘agonie’, waar iets als ‘foltering’ of ‘kwelling’ beter op zijn plaats was geweest. Tot zover de gebruikelijke aanmerkingen.

De uitgave is bijzonder fraai, groot formaat oblong en naast de beide teksten voorzien van de originele illustraties, door de pre-rafaëliet Henry Holiday, die de meesten van ons zullen kennen van zijn prachtige kitschportret voorstellende Dante die zijn muze Beatrice ontmoet.