Voer voor literatuurhistorici
John Keats en Percy Shelley zijn nog altijd populair, zeker voor twee dichters (!) die al in de eerste helft van de negentiende eeuw (!) overleden. Wie daarom nieuwsgierig is geraakt naar hun poëzie kan terecht bij Gedichten 1820.
‘A thing of beauty is a joy forever’, schreef John Keats in 1818. Een mooie gedachte, maar de praktijk is zoals zo vaak anders dan de theorie: zo’n beetje alles raakt gedateerd. Dat hoeft niet per se op een negatieve manier te zijn; de schilderijen van Van Gogh zijn bijvoorbeeld duidelijk in hun tijd te plaatsen en we zouden het anno 2014 niet meer pikken als een professionele kunstenaar in de stijl van Van Gogh zou gaan schilderen. Een milde vorm van negatieve gedateerdheid die vooral literatuur treft: bij het lezen steeds bedenken ‘maar dit kon in die tijd, zo werd er geschreven in die tijd’. Ook Gedichten 1820 vraagt de lezer om het een en ander maar voor lief te nemen, want de hierin gebundelde poëzie doet nogal ouderwets aan. Wie durft er immers nu nog een zin te schrijven als ‘en zwelg diep, diep in haar weergaloze ogen’?
Zaligheid en pijn
De gedichten in 1820 zijn sterk geënt op de klassieke mythologie, en daarom doen ze al vrij antiek aan. Shelleys deel van de bundel opent bijvoorbeeld met het toneelstuk Prometheus ontketend, geïnspireerd op de mythe van de antiheld uit de titel. Voor de kenners: onder meer ook Lamia, Psyche en Hyperion duiken op. Dat is opvallend, om niet te zeggen: een beetje bevreemdend. Op school leer je netjes dat de Romantiek zich tegen de Verlichting en het neoclassicisme afzette, maar eigenlijk bouwen Keats en Shelley gewoon keurig voort op klassieke motieven.
Het destijds nieuwe aan de poëzie in Gedichten 1820 is de gedachtewereld daarachter, of nee, dat is eigenlijk een veel te rationeel woord. Keats en Shelley voeren klassieke figuren op om via hen hun eigen gevoelens uit te spreken. Daarnaast ontspinnen zich ook een aantal interessante ideeën over schoonheid en de beleving daarvan. Een fraai idee is bijvoorbeeld ”t [brein] scheidde buren: zaligheid en pijn’. Zie hier een kleine poëtica van intense gevoelens verwerken tot gedichten. Een tweede belangrijke thematische poot van deze dichters is hun preoccupatie met pracht: ‘Schoonheid is waarheid, waarheid schoonheid, dát / volstaat – ’t is alles wat je op aarde weet.’
Historisch besef
Voor wie is Gedichten 1820 eigenlijk geschikt? Voor de hele volksstammen die de Engelse romantici vereren als culthelden in elk geval niet; zij hebben ongetwijfeld de verzamelde gedichten van Keats en Shelley al in het Engels, en zullen dat Engels waarschijnlijk ook prefereren. Iemand die van moderne poëzie houdt kan eigenlijk ook beter verder zoeken. Gedichten 1820 lijkt vooral voor één bepaalde doelgroep erg interessant te zijn: lezers met historisch besef die nieuwsgierig zijn naar de Engelse Romantiek. Zij zullen waarschijnlijk in hun nopjes zijn met deze uitgave: in helder, toegankelijk Nederlands is hun gedachtewereld net wat toegankelijker. Blijft staan dat ook deze uitgave, net zoals de andere publicaties in de verder zeer fraaie Perpetuareeks, helaas niet tweetalig is.
En eerlijk is eerlijk, er zijn prima redenen te bedenken waarom je nieuwsgierig zou zijn naar Gedichten 1820, niet in de laatste plaats redenen van literatuurhistorische aard. In de eerste helft van de negentiende eeuw was bijvoorbeeld de Romantiek nog lang niet in Nederland doorgebroken, maar in het buitenland al wel. De Romantiek kreeg pas aan het einde van de negentiende eeuw in Nederland echt voet aan de grond met de Tachtigers, ook al estheten die zich vaak lieten leiden door hevige emoties. En door wie waren deze literatuurvernieuwers geïnspireerd? Inderdaad, door onder meer Keats en Shelley.
Gedichten 1820 is keurig verzorgd, zoals we van de Perpetuareeks gewend zijn. Dat is dus ook weer inclusief interessant nawoord en verhelderende aantekeningen, die niet zelden op de vertaling ingaan. Die vertaling is dan ook prima: helder, goed leesbaar Nederlands, dat echter niet kan verbloemen dat de gedichten van Keats en Shelley toch niet al te modern meer zijn.