Het zoveelste bewijs van het genie van Joseph Roth
Langzamerhand dringt het steeds meer door dat de Oostenrijkse schrijver Joseph Roth uit het vooroorlogse stof is herrezen. Met de toevoeging van Vlucht zonder einde (1927), een relatief vroeg werk, zijn nu de meeste van zijn romans in voortreffelijke vertalingen beschikbaar.
Franz Tunda vecht in de Grote Oorlog aan het oostfront, belandt als krijgsgevangene in Siberië, helpt een revolutionair handje mee in het Rode Leger en keert uiteindelijk terug in het naoorlogse Wenen en Berlijn. Daar wordt hij, al dringt dat maar mondjesmaat tot hem door, als een vreemdeling gezien en behandeld. Tunda verlaat verloofde Irene voor de oorlog. Op het eind van de roman herkent zij hem niet en loopt hem straal voorbij: haar leven is intussen een heel andere richting gegaan. Laatste zin van de roman: ‘Niemand op de wereld was zo overbodig als hij.’ Wat hooguit op een haar na verschilt van de overtollige mens die in menige Russische roman aan het tobben is.
Pareltjes
Vlucht zonder einde, knap en adequaat vertaald door Elly Schippers, verrast door snelle wendingen in beschrijvingen, gedachten en dialogen van personages in wie Roth zich soepel inleeft, ook al verschijnen ze maar kort in beeld. Een dame ‘nam het gebakje met leren vingers aan, stopte het tussen lippen van karmijn, kauwde met tanden van porselein – of haar gehemelte echt was, was nog maar de vraag.’ Beknopt en fantastisch beschrijft Tunda zijn vrijpartij:
Het was donker, we voelden het bed, we zagen het niet. ‘Hier prikt iets,’ zei ze later. Maar we deden het licht niet aan. Ik kuste haar, ze wees me met haar vinger nu eens hier, dan weer daar, haar huid glansde in het donker, ik volgde met trillende lippen haar dansende vinger.
Sommige zinnen, hoe compact ook, zijn zo rijk aan uit elkaar voortvloeiende nuances en associaties dat er niets anders op zit dan ze twee of drie keer te lezen. Eén voorbeeldje: ‘Hij bezat meer zelfstandigheid dan nuttig is voor een theorie die het leven aan zichzelf tracht aan te passen.’ Roth blijft mede zo leesbaar door een stijl waarin het journalistieke en literaire voorbeeldig vervlochten zijn. Geen lange uitweidingen, geen darlings die de dood verdienen. ‘De booglampen schommelden en veegden lichte schaduwen over de vochtige stenen.’ Zo’n zin is accuraat genoeg om net niet te poëtisch te worden. Prettig is ook de licht schertsende inslag van heel wat passages.
Stand-in
Toch kleeft er ook iets merkwaardigs aan Vlucht zonder einde. Aanvankelijk voerde Roth zijn hoofdfiguur in de eerste persoon op, waarna hij die ‘aus der ersten Person in die dritte’ veranderde. Franz Tunda is dan de vriend van de ik-figuur en deze draagt net als de alwetende romancier de naam Joseph Roth. Dat mag, maar tegelijk kán dat niet: het is onmogelijk dat de romanfiguur Roth net zo alwetend is aangaande zijn vriend Tunda als de romancier zich dat veroorlooft. Het effect is dat karakter en gedachtegoed van Tunda nogal overeenkomen met die van vriend Roth. Tunda lijkt diens stand-in. Dit maakt de roman tot een bijna postmodern curiosum. Toch leidt die welbewust toegepaste ‘fout’ allerminst tot een mislukte roman.
Het strookt met Tunda’s ‘overbodigheid’ dat Roth niet echt tot hem laat doordringen, alsof Tunda ook niet helemaal tot zichzelf doordringt. Deze richt zijn aandacht liever op een opeenvolging van bijfiguren. Beschreven wordt ook eerder wat Tunda ziet en hoort en wat hij daarvan vindt. Het verhaal heeft daardoor een sterk zintuiglijke inslag. Veel beschrijvingen worden bovendien verdubbeld in een metaforiek die op een mooie manier ook afleidend werkt.
Euroscepsis
Al heeft Roth het over Tunda, mogelijk zag hij zich als een ‘modern mens’:
een Europeaan, een individualist, zoals ontwikkelde mensen zeggen. Om zich uit te leven had hij ingewikkelde verhoudingen nodig. Hij had de sfeer van duistere leugens nodig, van valse idealen, ogenschijnlijke gezondheid, duurzaam bederf en rood beschilderde geesten, de sfeer van kerkhoven die eruitzien als balzalen, of als fabrieken, of als kastelen, of als scholen, of als salons.
Dankzij Roth’s visionaire inslag (de Tweede Wereldoorlog voorvoelde hij ook) lijkt hij de moderne mens te voorzien die in ons tijdperk de wereld bevolkt. Enigszins dreigend klinkt het wél.
Ook hoopte Tunda destijds ‘op een verenigd Europa onder het bewind van een paus met een werelds dictatoriaal gezag of zoiets.’ En: ‘…die gemeenschap bestaat niet, anders zou ze zichzelf wel in stand weten te houden. Het lijkt mij trouwens zeer de vraag of er wel iets in het leven te roepen valt.’ Euro-scepsis avant la lettre.