Boeken / Fictie

Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen

recensie: Jorge Luis Borges (vert. Barber van der Pol en Maarten Steenmeijer) - Alle gedichten

Nadat Jorge Luis Borges met zijn proza mondiale bekendheid verwierf,  schreef hij voornamelijk nog poëzie. Met Alle gedichten is eindelijk zijn gehele dichtwerk voor Nederlandse lezers ontsloten.

Hoewel al eerder gedichten van hem in het Nederlands gepubliceerd werden, is de vader van de Latijns-Amerikaanse letteren bij ons vooral bekend van zijn korte verhalen. Met name De Aleph kreeg een iconische status.

Nergens omtrek

Foto: Maria Kodama

Foto: Maria Kodama

De kortste wijze om Borges en zijn literatuur te beschrijven is door Klein requiem van Frank Koenegracht te citeren:

Borges was blind
en leefde in een bol
met overal middelpunt
en nergens omtrek
ver van allen
die vandaag de dag
de aarde bevolken
en haar vermoeien.

Hoewel Koenegracht zich in de eerste regel vergist, Borges stierf blind, introduceerde de Argentijn een mythische literatuur, waarin bijvoorbeeld in een kelder een bol (de Aleph) bestaat zoals door Koenegracht wordt beschreven. Of waarin een gedroomde dromer iemand tot leven droomt. Terugkerende thema’s zijn de onwerkelijkheid van de materiële wereld – die immers maar een subjectieve aanname is – en de broosheid van persoonlijke identiteit. Identiteit is bij Borges inwisselbaar: een mens kan alle mensen zijn en vice versa. Sterker nog, identiteit kan evengoed een ordinaire gril zijn van een kosmische intelligentie.

Borges’ poëtica is door de jaren niet constant geweest. In zijn vroege, modernistische periode wilde hij van gedichten levende of organische gehelen maken. Metaforiek was daarbij heel belangrijk. Iedere regel moest bovendien een volmaakte synthese bevatten van gewaarwordingen, een spirituele wereld of een staat van bewustzijn. Vanaf de jaren zestig waren zijn schrijversdoelen voor onze tijd ouderwetser. Volgens de sterk psychologisch getinte Borgesbiografie van Edwin Williamson probeerde hij in zijn gedichten de herinnering aan daden van de helden levend houden en het voorbijgaan van de tijd betreuren. Eind jaren zestig geeft hij in zijn voorwoord tot de bundel Lof van de schaduw (1969) aan geen (literaire) esthetica’s aan te hangen.

(Geen) intellectueel (taalgebruik)
Toch is de invloed van die poëtica’s in Borges’ werk zichtbaar. Waar de dichter in zijn eerste drie bundels vooral een haast persoonlijke romantische urgentie aan de dag legt, kom je vanaf de De maker (1960), Borges vierde bundel, overwegend historisch-literair gerichte gedichten tegen. De romantiek dient nu de epische inhoud: het lot van Carthago en Odysseus regelmatig bezongen, maar ook zijn familiegeschiedenis komt veelvuldig aan de orde. Vanaf De diepe roos (1975), zijn negende, tot aan zijn dertiende bundel De eedgenoten (1985) bevat zijn poëzie een steeds grotere existentiële urgentie. De dood, het verlies, de eenzaamheid, ze dringen zich onherroepelijk aan je op.

Een constante in de 414 gedichten is de intellectuele thematiek: het maakt de gedichten sterk verhalend en essayistisch. Ook is de ‘persoon Borges’ (hoe we die ook interpreteren) markant aanwezig, zoals in zijn angst voor spiegels en zijn fascinatie voor boeken, bibliotheken, dolken en tijgers. Sommige gedichten zijn vormvaster dan andere, het taalgebruik van Borges blijft echter gelijk. Dat is mogelijk debet aan zijn redigeerdrift, zijn de vroege werk nam hij voor zijn Obras completas / Poesía completa grondig onder handen. Dat taalgebruik is overigens opvallend weinig intellectueel: het is alledaags en zeer muzikaal.

Waar zijn de honden?
De vertalers van Alle gedichten, Barber van der Pol en Maarten Steenmeijer en hun redacteur W. Hansen, hebben de gedichten zorgvuldig vertaald met het oog op vormbehoud. Enkele vertaalkwesties daargelaten (archaïsch taalgebruik als ‘ochtendstond’ en ‘vermetel’; soms ongenuanceerde omzettingen als in ‘Recoleta’ van sombra (schaduw) naar ‘duisternis’ en omissies, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Een Saks (449 A.D.)’ waar het woord ‘honden’ moet zijn weggelopen), is deze vertalingswijze goed gelukt: de vorm is behouden.

Deze formalistische vertaling maakt dat het postmoderne essayistische en verhalende karakter van de gedichten meer voorop komt te staan dan in hun originelen. Wat de vraag oproept of een dergelijk formalistische benadering wel zo wenselijk is wanneer poëticaliteit erdoor naar de achtergrond neigt – ondanks dat vorm vrij kenmerkend is van Borges’ poëzie. Voor de lezers die geen Spaans lezen, is het haast alsof ze iemand een ritme zien tikken op een tafelblad: de melodie moeten ze er zelf bij bedenken. Terwijl dat voor de dichter nou juist zo belangrijk was. Als hij in 1967 tijdens zijn collegereeks This craft of verse aan Harvard ‘muzikaliteit’ tegenover ‘betekenis’ plaatst, stelt hij: ‘what is important is a certain music, a certain way of saying things’.

Hart ophalen
Het neemt niet weg dat in Alle gedichten een groot aantal onwrikbaar sterke verzen staan en Borgesliefhebbers zullen hun hart kunnen ophalen. Bijvoorbeeld met het meest afsluitende gedicht van de bundel:

DOOMSDAY

Het zal zijn als de bazuin weerklinkt, zoals Johannes de
Theoloog schrijft.
Het was in 1757, volgens getuigenis van Swedenborg.
Het was in Israël, toen de wolvin het vlees van Christus aan het
kruis sloeg, maar niet alleen toen.
Het gebeurt bij elke hartslag van je bloed.
Er is geen ogenblik dat niet de krater van de Hel kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet het water van het Paradijs kan zijn.
Er is geen ogenblik dat niet geladen als een wapen is.
Elk ogenblik kun jij Kain of Siddharta zijn, het masker of het
gezicht.
Elk ogenblik kan Helena van Troje jou haar geliefde openbaren.
Elk ogenblik kan de haan driemaal hebben gekraaid.
Elk ogenblik laat de waterklok de laatste druppel vallen.