Doodnormale roman
Jonathan Coe weet hoe hij een succesvolle roman moet schrijven en met De afschuwelijke eenzaamheid van Maxwell Sim zet hij ongetwijfeld weer een hit op zijn naam. Met veel humor en zonder grote woorden schetst Coe hoe Maxwell Sim, een doodnormale Britse aftersales klantcontactmanager van middelbare leeftijd, radeloos op zoek is naar een beetje menselijke verbondenheid. Een expliciet 21e-eeuwse queeste.
Ook zonder het lezen van de titel wordt onmiddellijk duidelijk dat Maxwell Sim vreselijk alleen is. Zijn vrouw heeft hem verlaten en is samen met hun puberdochter mijlen van hem vandaan gaan wonen. Zijn vader woont nog veel verder weg, in Sydney, maar de mentale afstand tussen hen was altijd al enorm. Als hij drie weken is weggeweest, heeft geen van zijn vierenzeventig vrienden op Facebook hem ook maar iets toegestuurd. Maxwell is depressief, maar niet zo depressief dat hij zijn hunkering naar contact heeft opgegeven. Hij klampt zich vast aan elk flintertje menselijke warmte dat hij tegenkomt en zo komt het voor dat hij een overvaller vriendelijk de weg naar het station wijst of de halve wereld overvliegt om een aardige Chinese moeder aan te spreken.
Pantoffelheld
Als Max van een van zijn weinige overgebleven vrienden het aanbod krijgt om op de Shetlandeilanden tandenborstels te gaan verkopen, grijpt hij die kans met beide handen aan. Wat volgt is een roadtrip, een Homerische tocht met gevaarlijke situaties voor pantoffelheld Max: via tussenstops bij zijn ex-vrouw, de overbuurvrouw van zijn vader en zijn oude vriendin Alison, komt hij erachter hoe anderen hem zien en komt hij meer te weten over zijn vader dan hij zou willen. Die confrontaties zorgen ervoor dat hij de weg compleet kwijtraakt.
Coe houdt zijn verhaal voortdurend luchtig en komisch. Max is – naar Britse traditie – een personage dat behoorlijk sneu en tragisch is, maar waar je eigenlijk alleen maar om kunt lachen. Hij is een onvermoeibare kletskous, een naïeve loser zonder ambities, zonder kennis en zonder interesse in politiek of kunst. Zijn ongedwongenheid maakt hem ontwapenend, maar tegelijkertijd irriteert Coe’s kunstgreep om een roman te schrijven over een personage dat herhaaldelijk aangeeft zelf geen romans te lezen. De lezer wordt daarmee wat al te duidelijk gevraagd op Max neer te kijken voor het eigen vermaak. Max beweegt zich van de ene naar de andere pijnlijke situatie en zowel de lichtvoetigheid van de vertelling als Max’ eigen passiviteit maken dat dat op een gegeven moment gaat vermoeien.
Keurig geconstrueerd
Wat ook aanvankelijk charmeert maar al snel gaat irriteren, is hoe Coe maatschappijkritiek in zijn vertelling verweeft. De kredietcrisis, het algemene falen van het kapitalisme, het gebrek aan idealen en het gebrek aan intimiteit (in contrast met de veelvuldige digitale communicatie) in de 21e eeuw, ze passeren allemaal meermalen de revue. Kleine verhalen binnen het verhaal en gesprekken tussen personages maken die kritiek duidelijk. Zo is er niets zonder functie in de roman: geen personage dat overbodig is, geen plotlijn die niet uiteindelijk samensmelt in het grotere geheel. Dat is allemaal erg kundig gedaan, maar het doet ook wat te geconstrueerd aan.
Flauw wordt het als Coe in het laatste hoofdstuk op de valreep nog een metafictionele laag toevoegt, door een ontmoeting tussen Maxwell en de auteur te beschrijven. Het voelt dan bijna alsof Coe een standaardrecept uit een kookboek voor hedendaagse romans heeft gevolgd: een flinke scheut ironische distantie, een vleugje emotie, precies genoeg verschillende plotlijnen, regelmatig toegevoegde maatschappijkritiek, een snufje metafictie en dan goed roeren. Door de keurige bereiding wordt het wat al te licht verteerbaar, maar wie dat niet stoort vindt in De afschuwelijke eenzaamheid van Maxwell Sim een vermakelijk tussendoortje.