Zekere dag in de tuin, addertje zonder kop
.
De Belgische auteur Lauwereyns is neuropsycholoog van beroep. Hij woont en werkt in het buitenland. Na een periode in Nieuw-Zeeland te hebben gewoond, resideert hij inmiddels al geruime tijd in Japan. Dat de gedichten een exotisch randje hebben is hiermee wellicht weinig opmerkelijk. Al in Buigzaamheden (2002) stapt in een gedicht professor Purato een operatiekamer binnen en in Anophelia! De mug leeft (2007) is het de Aziatische tijgermug die de bundel doorzoemt. Dat de tijgermug sinds een aantal jaar ook in Nederland wordt waargenomen, vergeten we bij deze voor het gemak maar even.
Gedoe rondom een zelkova
Ook het uit vijf lange gedichten bestaande Hemelsblauw is doordrongen van den verre. Dat komt tot uiting in de Japanse personages en plekken die in de gedichten voorkomen. Zo is in het tweede gedicht ‘Rondom een boom’ een prozaïsch verslag te lezen van een conflict rondom de duizendjarige zelkovaboom van de oude meneer Nakazato, waarin hij sierlichtjes heeft gehangen. En in het lange, oorspronkelijk in het Japans en Nederlands verschenen gedicht ‘Addertje zonder kop’ komt een kraanvogelrivier voor.
Het is lastig een label te plakken op het soort werk dat Lauwereyns maakt. Het is vrij heterogeen. Dat zie je terug in het feit dat hij de uiteenlopende vrije versvormen die in zijn werk voorkomen dermate structureel doorvoert, dat je zijn schrijfstijl evengoed vormvaste kwaliteiten kunt toeschrijven. Ook voldoet zijn bundel niet aan het algemene idee van wat poëzie is, want Lauwereyns’ poëzie is vol van prozaïsche en theatrale elementen. En ondanks dat hij voortdurend de genregrenzen overschrijdt, dicht hij net als de dichters van ooit geschiedenissen, verhalen, mythen.
Parabel
De gedichten ‘Parabel voorbij de regenboog’ en ‘De beharing’ hebben zo’n mythisch karakter. Beide zijn hermetischer dan het gedicht ‘Rondom de boom’. Dat hermetische geeft de teksten bovendien een epische kwaliteit. In de parabel, een lang gedicht bestaande uit distichons (tweeregelige strofen) gaat het er als volgt aan toe:
De terugkeer, slokdarm, regenboog
Naar spraakvermogen
Sprak van echte limieten
Ware asymptoten in het riet
Een van ons lag dood
De ander leefde van lever en nieren
Jij, zachte wiskunde, die mij bent
Ik, rafelige biologie, die jou vorm [sic]
Hielden en houden met hart en ziel van mij
En ik van ons, en van jou, en van jullie
Alles of niets, zwart op wit, van nu tot wij
De dood weer leven geven
De heterogeniteit van Lauwereyns’ gedichten en variëteit van de toegankelijkheid stelt de definitie van moderne poëzie ter discussie en onderstreept het experiment dat eraan ten grondslag ligt. Het veertien bladzijden lange gedicht ‘Addertje zonder kop’ lijkt dankzij zijn dialogische karakter die discussie expliciet aan te gaan. In een geestige woordenwisseling rondom een onthoofd addertje wordt onder meer de lezer uitgedaagd om de poëticale vraag in het gedicht te beantwoorden.
Misschien was het een kraai
Een kraai
Kraai
Een kraai, denk ik
Een mens was het niet
Is het dan bloed
Zekere dag in de tuin, een koploos addertje
Is het een gedicht
Een kraai
Kraai
Een kraai, denk ik
Zekere dag in de tuin, addertje zonder kop
Is het een gedicht