Scripta manent
Oorlog en literatuur lijken wel hand in hand te gaan. De Eerste Wereldoorlog zette onder meer de ‘war poets’ aan het schrijven, terwijl de Tweede Wereldoorlog uiteenlopende literaire werken als Het dagboek van Anne Frank en Joseph Hellers Catch-22 opleverde. Nu kunnen we aan dat lijstje ook Storm in juni (Suite française) van de Franse schrijfster Irène Némirovsky (1903-1942) toevoegen, een meesterwerk uit de Tweede Wereldoorlog dat slechts enkele jaren geleden werd ontdekt.
Irène Némirovsky |
In het Frankrijk tussen de twee wereldoorlogen was Irène Némirovsky geen onbekende. Als joodse schrijfster van Russische afkomst maakte ze in de jaren dertig furore met haar romans David Golder (1929) en Le bal (1930) en nog een aantal andere titels. Lang duurde haar succesverhaal echter niet. Storm in juni, het ambitieuze magnum opus waaraan ze begin jaren veertig werkte, zou zelfs nooit afgeraken: in 1942 werd de schrijfster gedeporteerd en omgebracht. Jarenlang bleef het manuscript van dat laatste boek in het handen van haar dochter, tot die uiteindelijk besloot het uit te laten geven. In 2004, meer dan zestig jaar na de dood van zijn auteur, kwam het werk met de nodige heisa uit in Frankrijk. Het kreeg er prompt de Prix Renaudot. Nu zijn zowel Storm in juni als David Golder in het Nederlands vertaald.
David Golder
David Golder, het boek dat van Irène Némirovsky op slag een gevierd schrijfster maakte, vertelt hoe de joodse David Golder, een gevreesd man op de financiële markt, last krijgt van zijn hart en na een nacht gokken zelfs volledig instort. Hij herstelt min of meer, maar zijn oude bevlogenheid voor zijn werk is ver te zoeken. Meer en meer begint hij te beseffen dat zijn vrouw en dochter op zijn geld parasiteren en zijn fortuin verkwisten aan juwelen en pleziertjes. Met de dood op de loer geeft hij zich over aan zelfbeklag, tot hij besluit nog één keer een financiële slag te slaan op de oliemarkt.
Némirovsky’s eerste wapenfeit is een leuke, maar geen uitzonderlijke roman. Daarvoor is de karaktertekening iets te zwart-wit en klinkt de achterliggende relativering van succes ten opzichte van vriendschap en liefde wat oudbakken. Het boek schetst echter wel een levendig portret van een machtig man die zijn leven aan zijn werk heeft gewijd. Vooral de wereld van de bourgeoisie in de jaren twintig, met zijn decadentie en zijn financiële onzekerheid, komt mooi uit de verf. Als dochter van een rijk bankier was Némirovsky met die wereld dan ook bijzonder goed vertrouwd.
Storm in juni
Het is dus geen verrassing dat ook Storm in juni ons voornamelijk een inkijk in het rijkeluisleven geeft, deze keer ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Némirovsky’s leven had een dramatische wending genomen: ze was zelf op de vlucht uit Parijs en hoogst aangedaan over de toestand van Frankrijk. Ze vatte het ambitieuze plan op om een vijfdelig tableau over de oorlog te schrijven, maar had uiteindelijk slechts voldoende tijd voor twee delen. Het eerste, dat dezelfde titel draagt als het hele boek, vertelt over de uittocht uit Parijs. We volgen personages van heel verschillende pluimage, maar Némirovsky weet op een geloofwaardige manier al hun levens met elkaar te verbinden, als is het maar door een toevallige ontmoeting. In het tweede deel, Dolce, schuiven de verschrikkingen van de oorlog meer naar de achtergrond. We bevinden ons nu in een slapend dorpje op het Franse platteland waar de Duitsers de plak zwaaien en de bevolking simpelweg het beste probeert te maken van de precaire toestand waarin het land verkeert. Dat brengt niet steeds hun beste kantjes naar boven.
Némirovsky’s beschrijvingen van de oorlog en het leven in het bezette dorp zijn bijzonder gedetailleerd en filmisch. Door het ontbreken van een klassieke plot lijken ze zelfs nog meer uit het leven gegrepen. Van de verliefdheden tussen soldaten en plattelandsmeisjes tot de angst bij bombardementen, alle worden ze even meeslepend geportretteerd, en veel genuanceerder dan dat in David Golder het geval was. Enkel Némirovsky’s drang naar symboliek doet soms wat geforceerd aan en sommige personages lijken na hun introductie een diepere uitwerking in de rest van het verhaal te missen.
Dat laatste komt echter vooral doordat Storm in juni onvoltooid is gebleven. Dankzij de appendix met Némirovsky’s aantekeningen achterin het boek kunnen we ons een beter beeld vormen van het hele project dat de schrijfster in gedachten had en van haar overpeinzingen daarbij. Zo blijkt dat ze zich er zelf van bewust was dat ze vaak over mensen uit de gegoede burgerij schreef. Ze merkt echter ook op, misschien enigszins bitter of zelfs opportunistisch, dat de perikelen van de rijken ook goed in de markt liggen. Samen met de briefwisseling rond Irènes arrestatie en deportatie geven deze aantekeningen het boek een nog grotere authenticiteit.
Die authenticiteit is belangrijk in oorlogsliteratuur, en misschien zelfs al te vaak het criterium bij uitstek waarop ze wordt beoordeeld. De Franse hype rond Storm in juni hangt ongetwijfeld meer samen het verhaal rond het boek dan met het boek zelf. Hoe romantisch is het beeld niet van Irènes dochter die met het vergrootglas in de hand het minuscule geschrift van haar moeder probeer te ontcijferen. Toch overstijgt Storm in juni de modegril: Némirovsky toont zich hier als meestervertelster met een bijzonder oog voor de menselijke relaties en karakters zoals die door de oorlog getekend werden. Het monnikenwerk van haar dochter is meer dan de moeite waard gebleken.