Het hellend vlak van een midlifecrisis
‘Iedereen wil met me naar de kroeg. Niemand wil met me naar bed.’ Een betere samenvatting van het boek Mijn vrouw heet Petra is bijna niet mogelijk. Schrijver/journalist Hans van der Beek schetst in zijn roman de teloorgang van een even aimabele als tragische veertiger die door zijn midlifecrisis rechtstreeks richting goot wordt gezogen.
Hans van der Beek is journalist van Het Parool, en publiceerde eerder de non-fictieboeken De Neus. Het macabere vak van Harry Jongen en, samen met Liedewij Loorbach, Kroeglopen in Amsterdam. Met Mijn vrouw heet Petra schreef hij zijn romandebuut.
Borrelmateriaal
Het boek begint zoals het eindigt: in sneltreinvaart. Na de eerste veertig pagina’s is alles bekend over hoofdpersoon Peter Pruiser: zijn huwelijk is een kwestie van wederzijds gedogen en zijn werk als geschiedenisleraar op een middelbare school is een sleur geworden. Met veel zelfspot en ironie houdt Peter Pruiser zich staande en doet hij halfslachtige pogingen om Robine Hutting, de lerares Engels te versieren, maar veel verder dan dubbelzinnig geflirt komt hij niet:
Een flirtende vrouw wil nu eenmaal niet met je naar bed. Ze wil wel dat jij met haar naar bed wilt. Daarom, en alleen daarom, laat ze zich die praatjes aanleunen. (Huttings mooiste uitspraak: ‘Ik weet het, ik ben borrelmateriaal.’) We hebben een onuitgesproken verbond, Hutting en ik. We flirten in het nette. Zij voelt zich vrouw, ik voel me man. En dan ga ik maar weer eens naar Bussum.
Bovenstaande passage geeft een goed beeld van Pruiser. Hij kan uitstekend en geestig observeren over het verschil tussen billen- en borstenmannen. Hij wil vooral een getapte vent gevonden worden, maar ondertussen is hij aan de zijlijn van het leven beland in plaats van dat hij er middenin staat. Het kan dan ook niet uitblijven dat hij de greep op zijn leven volledig verliest en dat moment komt als zijn vrouw er vandoor gaat met een rijke glibber. Met lede ogen stelt Pruiser vast dat zijn ex vervolgens helemaal opleeft, terwijl hij zelf wanhopig probeert zijn nieuwe leven opnieuw in te richten.
Hellend vlak
Dat doet hij door zich nieuwe, hippere kleding aan te meten, naar een tattooshop te gaan en zich aan te melden voor een castingbureau voor figuranten. Tijdens opnames waar Pruiser één van de figurantenrollen vervult, ontmoet hij Chantal Janzen, voor wie hij een ongezonde fixatie ontwikkelt. Vanaf dat moment gaat het bergafwaarts met Peter Pruiser. Hij begint stevig te drinken en verliest in zijn pogingen om in contact te komen met Chantal Janzen steeds meer de realiteit uit het oog.
Hans van der Beek heeft er een leuk en meeslepend verhaal van weten te maken, dat vooral zo geslaagd is omdat hij het hellend vlak waarop Pruiser zich begeeft rustig en overtuigend steeds iets schuiner maakt. Pruiser is aandoenlijk in zijn pogingen om zijn loser-imago van zich af te schudden, maar juist het feit dat hij zo aandoenlijk is, zorgt ervoor dat hij geen steek verder komt in zijn pogingen zijn leven om te gooien. Gaandeweg het verhaal verschuift de zelfspot richting zelfmedelijden en wordt de humor hilarischer, maar ook wranger.
Open einde
Van der Beek laat het verhaal tot op het allerlaatste moment in volle vaart doordenderen, maar het is ook nogal fragmentarisch opgebouwd. Dat wordt versterkt door de passages waarin de onderzoekjournalist in de schrijver boven komt drijven, bijvoorbeeld wanneer Pruiser een bezoek brengt aan de prestigieuze kledingzaak van Oger:
Wat ook altijd weer mooi was: maatpakken groeiden met de carrière mee. De volgende stap was Corneliani en Zegna Soft. Na de volgende promotie of job-hop kochten die jongelui Canali, misschien Armani, als ze het tenminste qua bouw konden hebben. Daarna kwam Zegna black label, de handgemaakte lijn, en het echte Napolitaanse vakwerk van Isaia.
Het zijn leuk geschreven intermezzo’s, maar ze voegen weinig aan het verhaal toe, al doen ze er ook weinig afbreuk aan. Dit alles is evenwel minder storend dan het wagenwijd openliggende einde. Eigenlijk is het verhaal gewoon niet af. Het lijkt er op dat Van der Beek naarmate hij de tweehonderdste pagina naderde, snel een eind aan het boek heeft willen breien. Dat is licht onbevredigend, maar laat onverlet dat Mijn vrouw heet Petra een bijzonder leuk, licht absurdistisch boek is geworden waarvan je hoopt dat er een vervolg komt. En dan met een echt einde eraan.