Boeken / Fictie

Het Baltische goud

recensie: Guido van Heulendonk - Barnsteen

.

De lezer zit in het hoofd van Dorian DeWit, zoon van een Vlaams-nationalistisch politicus – dromend van een ‘Groot-Nederland’ – en een dichteres die zelfmoord heeft gepleegd. De eerste bladzijden beschrijven de basistoestand van deze introverte 31-jarige Belg: hij werd wakker en ‘zette thee, dronk een kop, nam een boek van de plank, plaatste het terug. Toen dat allemaal gebeurd was, voelde hij zich hondsmoe. Hij kroop terug in bed.’ Gelukkig voor hem, en voor het verhaal, beseft hij dat er iets moet veranderen, en hij neemt het vliegtuig naar Riga.

Barnsteen


Want zijn moeder was in Riga geweest, getuige een mysterieus pakketje dat Dorian na haar dood overhandigd kreeg. Daarin zat, naast een gedicht en een opdracht van ene Elmars (‘Take my heart with you’), een hangertje met een in barnsteen gestolde mug. Barnsteen – amber, het Baltische goud – druipt uit het hars van naaldbomen en is beroemd doordat het na stolling vaak ingekapselde insecten en dergelijke bevat. Een voertuig voor keiharde symboliek dat op allerlei zaken in het boek valt toe te passen. Ook op Dorian, die in Riga probeert de sporen van zijn moeder na te gaan.

Niet dat het daar veel beter met hem gaat. Opgesloten in zijn eigen wereld vliegen zijn gedachten en waarnemingen alle kanten uit, en steeds verder weg naarmate het verhaal vordert. Het zijn vooral destructieve gedachten over lelijkheid en wreedheid – tot drie keer toe gaat het bijvoorbeeld over de precieze details van de marteling van Balthasar Gerards. Maar soms gaat Dorian op in plotselinge goedheid of schoonheid, zoals hij die ziet in het meisje Ineta, zijn gids in Letland. Hij lijkt liefde te vinden, en dat maakt even alles goed: ‘de wereld rijmt’.

Banaal, soms verheven

Van Heulendonk treft in zijn beschrijving van Dorians toestand en gedachten precies de juiste, heldere toon. Zo moet het voelen om hem te zijn, soms zo banaal, soms net wat meer verheven. Kleine ontroerende herinneringen aan zijn moeder worden afgewisseld met een opkomende walging van de wereld en zijn eigen toestand:

Hij voelde de drang om te lachen […] Maar ergens tussen zijn hersenen en lippen verloor de lach z’n weg en kwam bij zijn ogen uit. Verbaasd voelde hij tranen opwellen, zag zijn kamer langzaam vertroebelen.

Precies andersom weet Van Heulendonk de lezer te raken. De existentiële leegte van Dorian wordt met een onderkoelde ironie beschreven, waardoor een kleine glimlach de traan tegenhoudt. Het enige kritiekpunt is dat Van Heulendonk daar zo bedreven in is dat hij er zo veel gebruik van maakt, vooral in het begin, dat het soms te veel een trucje lijkt.

Waar zijn we?

Het verhaal is doorspekt met de geschiedenis van België en Letland. Het eerste land dreigt (in 2007) uit elkaar te vallen, het tweede kent voor het eerst onafhankelijkheid na duizend jaar buitenlandse overheersing. Beide historiën zijn vervlochten met zowel Dorians verhaal als met dat van al de in het boek optredende individuen: ‘De vraag is niet: zijn of niet zijn, maar wel: waar zijn we?’ Want daar draait Dorians tocht om: het zoeken naar een verhouding tot het verleden en naar de mogelijkheid van een toekomst.

Het einde van het verhaal bevat een daverende wending, die verschillende dingen op hun plek doet vallen. Terwijl de lezer nog van die wending nadreunt, besluit het boek met een – hier niet te verklappen – prachtige zin. Nu hopen dat Van Heulendonk een beetje opschiet met zijn volgende roman.