Boeken / Fictie

Bloemlezen als leedvermaak

recensie: Gerrit Komrij - Bombast en larie. De 25 afschuwelijkste gedichten uit de Nederlandse literatuur

.

Wie wil in vredesnaam weten welke 25 gedichten Gerrit Komrij de afschuwelijkste uit de Nederlandse literatuur vindt? Wat kan de lol zijn van zijn rariteitenkabinetje dat Bombast en larie heet? Hoe tof ben je als je goede sier maakt met wangedrochtjes?

Good old Willem Kloos figureert met een van zijn talloze ‘Binnengedachten’. De Tachtiger heeft zijn uiterste best gedaan om iets ongewoon verwrongens aan zijn dichterspen te ontwringen. Het lijkt wel een parodie over the top van de bloemlezer zelve.

Gezwollen
Alle besproken dichters hebben stevig hun wortels in de 19e eeuw, en dat ze zijn gepubliceerd bewijst dat er lezers voor waren, hoe weinig voorstelbaar dat nu ook is. Goeddeels zijn de gedichten geschreven in taal die gereglementeerd losbarst en gezwollen met zichzelf aan de loop gaat, liefst ettelijke strofen lang en altijd op klemmend rijm. Een menslievende exercitie bij uitstek is om te proberen toch een ver onderliggende puurheid te ontwaren. Het makkelijkst is om de bombast als larie af te serveren; toch moet er aan de opgepompte buitenkant veel algemeen menselijks ten grondslag liggen.

Wie onvermoeid alleen naar stoffelijk voordeel jaagt
En van de wereld niets dan zinsbekoring vraagt,
Ach, hoe diens ledig hart een somber graf gelijkt,
Dat met de koude zerk der doodse zelfzucht prijkt.

Empathie
Is er dan geen enkel gedicht dat desnoods op een haar na door de beugel kan? Hoe laag is de lat gelegd? Het lijkt of dichteressen veel minder aanleg voor bombarie hebben dan hun mannenbroeders. Zo is er een gedicht waarin moeder en dochtertje zielsveel van elkaar houden. Enige empathie is niet uit te sluiten als je je in de postkoets naar 1870 even terug laat rijden.

O! als ik in die blik mag lezen
Hoe eindeloos teder zij mij mint,
Dan wijkt en leed en zielesmarte,
Bij d’aanblik van mijn dierbaar kind.

En als je op lage toon ‘Moederklacht’ voorleest, krijg je je gehoor wellicht aan het schreien.

Ja, ’t was mijn enig, enig kind!
Hoe schoon, hoe lief, hoe duurbemind,
Hoe groot ’t verlies, hoe diep de smart
         Beseft geen hart!

Ik weet wel, dat ik mij bedrieg.
Het huis is leeg en leeg de wieg…
Mijn vreugd, mijn hoop zijn ijlings heen,
         
Voor eeuwig heen…

Ook anno 2010 wordt er vast nog wel ‘afschuwelijke’ poëzie gezeverd, maar daar stuit je hooguit op in het blaadje van een korfbalvereniging ergens in het achterland. Komrij echter zegt kans te zien voor een actuele bloemlezing, maar weet zeker geen toestemming tot opname te krijgen. Over een dikke eeuw is die niet meer nodig. Wie dan bloemleest, die dan oordeelt.