Over het autobiografisch geheugen
Eigenlijk is het geen boek, maar een (bijzonder fraai vormgegeven, het moet gezegd) collectie artikelen die al in bladen als Feit & Fictie en Psychological Magazine, maar ook in NRC Handelsblad verschenen. Het karakter van de hoofdstukken vertoont daardoor onderling nogal wat variatie. Maar dat stoort op zich niet, aangezien Draaisma’s casus(sen), hoewel divers, zonder uitzondering teruggrijpen op de het centrale thema.
Familie bij de kerstboom
Die diversiteit wordt duidelijk als je je van een hoofdstuk over Idiots Savants via een gesprek met Ton Sijbrands over blind simultaandammen beweegt naar een beschrijving van de zaak-Demjanjuk en de cruciale rol die de herinneringen van kampslachtoffers daarbij speelden. Het leukste hoofdstuk is eigenlijk het minst relevante: Draaisma beschrijft hoe de foto-amateur Richard Wagner (nee, een andere Richard Wagner) vanaf 1900 elke kerstavond een foto maakte van zichzelf en zijn vrouw Anna bij de kerstboom. Wagner bleef dat doen totdat zijn vrouw overleed in 1945, en het ruim veertig jaren overbruggende foto-archief (of foto-geheugen) toont niet alleen het ouder wordende echtpaar, maar ook het wel en wee van Duitsland gedurende die periode, van welvaart (1900), via ontbering (1917) en middelbare leeftijd (1927) naar een nogal roemloos einde (1942).
Draaisma slaagt er goed in om voorbeelden aan te dragen die zijn verhaal op een inzichtelijke manier ondersteunen. De vergelijking met Oliver Sacks zal ongetwijfeld wel eens zijn gemaakt, maar eigenlijk staat Draaisma’s aanpak me veel meer aan. Het is minder ‘aapjes kijken’; de voorbeelden staan in dienst van het punt dat de auteur probeert over te brengen.Reuk
Soms vraag je je wel af waar Draaisma’s keuzes op zijn gebaseerd. Bij het hoofdstuk over de rol van de reuk in het geheugen schrijft hij juist daar een grote betekenis aan toe omdat reuk een ‘primaire’ indruk achterlaat, dus niet wordt ‘gefilterd’ door interpretatie. Maar is dat echt zo? Kan geluid niet een net zo onmiddelijke en krachtige associatie oproepen als geur? En omgekeerd, zijn geuren nooit onderhevig aan interpretatie? Het punt is dat ik best van Draaisma wil aannemen dat de reuk een krachtige stimulans voor herinnering kan zijn, maar dat hij weinig moeite neemt om zijn keuze voor juist dat zintuig te rechtvaardigen.
Iwan de verschrikkelijke
Waar Draaisma bovendien zichtbaar moeite mee heeft is de vorm. Hij lijkt soms te twijfelen tussen het schrijven van een handboek en een essaybundel, wat zowel in de vorm als in het taalgebruik terug is te zien. Draaisma laat meestal iets te snel al zijn kaarten zien, waardoor de spanning – voor de geïnteresseerde leek althans – halverwege de hoofdstukken is weggenomen. De uitzondering is het deel over het proces van John (of Iwan) Demjanjuk, die in Israël door talloze overlevers van Treblinka werd aangeduid als de kampbeul ‘Iwan de verschrikkelijke’ terwijl hij later bleek dat nooit geweest te zijn – hij was even verderop, in Sobibor bezig de kampbewoners het leven zuur te maken.
Daarbij komt in het taalgebruik iets te vaak de wil om liever compleet dan interessant te zijn naar voren. Dat is prima wanneer je een studieboek schrijft dat tentamenhallen vol studenten tot competente psychologen moet opleiden, maar funest voor een boek als dit, dat net zozeer aan literaire als aan inhoudelijke maatstaven moet voldoen. Het is des te spijtiger omdat het veel van Draaisma’s kennis en enthousiasme lijkt te verhullen.
Waarom dat leven sneller gaat?
Eigenlijk weet ik niet goed wat ik hiermee aan moet. De Nederlandse pendant van Oliver Sacks of Stephen Jay Gould is Draaisma in elk geval (nog) niet. Hij heeft een fijn oog voor interessante gevallen, gebruikt ze op een nuttige manier, maar stylistisch komt het er allemaal nog niet zo lekker uit. Geen slecht boek, zeker niet; het had alleen nog een stuk beter kunnen zijn. En natuurlijk ga ik niet verklappen waarom het leven sneller gaat als je oud wordt. Daar kom je vanzelf nog wel achter.