Een voor allen, en allen voor een – versie 2.0
In zijn nieuwe essay Van welk Europa houden wij? pleit socioloog, publicist en GroenLinks-ideoloog Dick Pels voor een sociaal-individualistisch Europa. Hoe reageer je daar op?
Het is gemakkelijk cynisch te doen over Pels’ betoog. Naïef, idealistisch, utopisch. Een basisinkomen voor elke Europeaan? Laat die Zuid-Europeanen eerst maar eens terugbetalen. Een Verenigde Staten van Europa? Alsof dat ooit gaat lukken. Een gemeenschappelijke cultuur? Wat heb jij gerookt?
De economische crisis heeft een wig gedreven tussen de financieel sterkere noordelijke en zwakkere zuidelijke landen. In het door cynisch neoliberalisme overheerste Europa is dit het economisch gegeven waardoor de macht verdeeld wordt. Duitsland is vermoedelijk nog nooit zo machtig geweest – dus wanneer Merkel geen verdere integratie wil, komt het er niet van. De landen die juist wel verder willen, liggen aan het geldinfuus of staan onder verscherpt toezicht van de Europese Commissie.
Het brede gebaar
In deze context bouwt Pels zijn essay op. Hij begint door te stellen dat Europa in ons bloed zit, dat wij Europa ademen – we lezen Shakespeare, we kijken Scandinavische thrillers, we gaan op vakantie in Italië:
De Europese cultuur is een supermarkt voor alle smaken, die juist door dit ongedwongen bijeenzijn een zinnebeeld is van het motto van de Europese Unie: In varietate concordia, eenheid in verscheidenheid. Alles is binnen handbereik. Alles is ‘van ons’.
Waarom is er dan toch geen liefde voor ‘Europa’, voor, met andere woorden, de Europese Unie en het ‘Europese project’? De vervolgvraag in dit boek is: hoe kunnen we die liefde doen opvlammen?
Om antwoord op deze vragen te geven jaagt Pels in hoog tempo door een heel scala aan onderwerpen. Hij bespreekt bijvoorbeeld het nationalistische karakter van het geschiedenisonderwijs, institutionele hervormingen binnen de Europese Unie en de aantrekkingskracht van Europese idealen. Maar daaronder is een constante focus te vinden: Pels stelt een ‘politiek van het hart’ voor, waarmee het politieke momentum van nationaal-individualistische politici (zoals Wilders en Le Pen) heroverd moet worden.
Tegenover dat nationaal-individualisme stelt hij een sociaal-individualisme, deels afgekeken van Jacques de Kadt en Hendrik de Man. Dat is een vrijheid met begrenzingen, waar juist die grenzen laten zien hoe vrij we zijn en die vrijheid waardevol maken. Een individualistische levenshouding wordt ingebed in een Europese solidariteit, die voorziet in een aantal basisbehoeften en er zo voor zorgt dat mensen zich kunnen ontplooien. Een nieuw één voor allen, en allen voor één.
De taal van Europa
In de uitwerking en vormgeving van deze ideeën had Van welk Europa houden wij? nog wat meer aandacht kunnen gebruiken. Pels’ proza is effectief, wat betekent dat het vaak nogal vlak is – al zijn er ook zinnen die boven dat maaiveld uitsteken: ‘Volk is voortaan het meervoud van minderheid’, bijvoorbeeld, of ‘als beschaving hetzelfde is als matiging en zelfbinding, heeft het iets onbeschaafds om de grootste partij te willen worden.’
Inhoudelijk kent dit essay ook een aantal tekortkomingen. Zo heeft Pels niet een bepaald beleid willen bepleiten, maar daardoor loopt hij wel het risico dat zijn aanbevelingen, zijn toekomstvisie, vrijblijvend zijn. Dat is niet zozeer naïef, als wel een beetje oppervlakkig. Zo komt niet altijd uit de verf waarom een bepaalde richting ingegaan moet worden, of wat precies de winst van een maatregel zou zijn. De grootste fout hierin komt in het hoofdstukje over ‘de taal van Europa’, het ‘euro-Engels’. Iedere Europeaan zou twee- en misschien wel drietalig moeten worden en met elkaar kunnen converseren in het euro-Engels.
Wat de gevolgen van een dergelijke ontwikkeling zouden zijn, maakt Pels niet helemaal duidelijk. Ja, het Nederlands als cultuurtaal zou verworden tot iets wat het Fries nu is: een soort rariteit, een taal voor een kleine literatuurniche. Maar verder? Een meer taalfilosofische inslag zou een beter idee geven van de relatie tussen taal, cultuur en denken. En wat te maken van de laatste paragraaf van dit hoofdstuk, waarin Pels instant-vertalingen bejubelt? Waarom zouden we andere talen leren als onze telefoon alles gelijk vertaalt?
Niet wat het had kunnen zijn
Dick Pels’ essay zet vooral aan tot nadenken: van welk Europa houd ik? Wat kan en moet de EU betekenen? Wanneer ben ik het eens met Pels en wanneer niet? Voor deze lezer is het jammer dat Pels slechts een summiere bronnenlijst geeft en daardoor zijn publiek belemmert zelf een onafhankelijke mening te vormen. Daarmee is Van welk Europa houden wij? niet het diepgravende essay geworden dat het had kunnen zijn.