Een grote roman die je in twee uur uitleest
Tien jaar duurde het voor Denis Johnsons kortverhaal Treindromen eindelijk een leven kreeg als zelfstandige novelle. Lezing (of: herlezing) van harte aanbevolen.
Tien jaar geleden zag Train dreams het levenslicht in een nummer van The Paris Review van 2002. De hernieuwde aandacht voor het verhaal is terecht en noodzakelijk en het uitbrengen van de vertaling vult een leegte op waarvan ik niet eens wist dat ze nog bestond. De leegte van nog nooit Train dreams gelezen te hebben.
Een vloek
In Treindromen volgt de lezer Robert Grainier, een man die zich moeizaam door het begin twintigste-eeuwse leven van Idaho slaat. Hij is een man van twaalf ambachten, dertien ongelukken, een plattelandsjongen, een haast klassieke lonesome wolf. De novelle begint met een anekdote over de jonge Robert, werkend aan de aanleg van een spoorlijn. Een Chinees heeft een greep uit het magazijn gedaan en zal daarvoor gestraft worden. Robert en de andere arbeiders tillen hem naar een plek hoog boven de rivier de Moyea. Een val van die hoogte kan de dief onmogelijk overleven. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden ontsnapt de Chinees. Vlak voor hij uit zicht verdwijnt, roept hij zijn bijna-moordenaars nog wat dingen toe in zijn moedertaal. Woorden als mitrailleurschoten.
De rest van zijn leven zal Robert Grainier af en toe terugdenken aan de onverstaanbare woorden van de Chinees. Zijn leven hangt van rampspoed aan elkaar: hij verliest zijn vrouw en dochter bij een allesverwoestende bosbrand en is genoodzaakt de rest van zijn leven in de betrekkelijke eenzaamheid van een man alleen te slijten. Anno 2012 zou Grainier een kluizenaar zijn, in het Idaho van voor de oorlog lijkt hij allerminst een opvallende verschijning, met zijn hut in het bos, zijn hond en zijn van het zware werk stram geworden lichaam.
Zijlijn
Treindromen is een verhaal dat je denkt te herkennen, een novelle die een verhaal vertelt dat je al eens eerder gelezen denkt te hebben. In een kinderboek misschien, of was het een film? Waar je dan ook al eerder deze sfeer proefde, Johnson zorgt ervoor dat je Robert Grainier en zijn woeste Idaho niet licht zult vergeten. De novelle beschrijft Amerika zoals het honderd jaar geleden moet zijn geweest: niet romantisch, maar onverbiddelijk. Niet gezellig kleinschalig, maar benauwd en bedompt, zonder mogelijkheden om te vertrekken. Geen eerlijke handenarbeid, maar slopend slavenwerk.
Het desolate bosgebied waar Grainier zich na de dood van zijn vrouw en dochter terugtrekt, doet in grauwe eenzaamheid zelfs denken aan de post-apocalyptische grauwheid van Cormac McCarthy’s The Road. Maar waar bij McCarthy het enige sprankje hoop zich bevindt in de schijnbaar onvoorwaardelijke liefde tussen vader en zoon, daar lijkt de wereld van Robert Grainier verstoken van enige medemenselijkheid. Zijn eenzaamheid is die van hen die zich aan de zijlijn warmlopen voor een revolutie die zich onderwijl achter hun ruggen voltrekt. En altijd is er weer die trein van Spokane International Railway die langs zijn hut raast, van de ene steeds meer geciviliseerde stad naar de andere, dwars door de wildernis waarin hij zijn toevlucht heeft gezocht, over rails die hij nota bene zelf heeft aangelegd.
Kracht
De kracht van Treindromen is precies dat: de kracht. Johnson slaagt erin het Idaho van 1920 tastbaar, voelbaar, ruikbaar te maken. Zijn stijl is krachtig, zonder dat die kracht je voortdurend onder de neus gewreven wordt. Het boek wint bovendien nog aan kracht door de beperkte omvang: Treindromen is een grootse, epische roman, gevangen in het lichaam van een novelle van nauwelijks negentig pagina’s.