Boeken / Fictie

M’n derde kill, not bad at all

recensie: Bomberjack

.

~

Tsongejonge, denk je bij het lezen van de eerste paar bladzijden van Bomberjack, geschreven door Clifford C. Cremer. Tsongejonge, weer een nieuw zogenaamd bijzonder jongetje in de Nederlandse literatuur, dat helemaal niks toevoegt. Zou Cremer een kans hebben gekregen omdat hij de zoon van de beroemde ‘Ik Jan’ is? Of hebben ze bij de uitgeverij de ogen in hun zak zitten (je zou het bijna gaan denken, gezien het feit dat ze woorden zomaar vergeten en hartstikke met een d schrijven)? Waarom is dit jeugdverhaaltje uitgegeven?

De luie lezer is al afgehaakt. De nieuwsgierige lezer zoekt naar het antwoord. Iets aan dat jongetje Clifford boeit toch wel. Samen met zijn broertje Clint gedumpt door Ik Jan en zijn vluchtige liefde Billy, bij hun oma en twaalfjarige tante Rita, in Enschede of all places. Als oma niet meer voor ze kan zorgen in een pleegezin en een begeleid-wonenproject. Niet bepaald een stevige basis hebben die Clint en Clifford. De linkse maatschappelijke praatjes en de klappen van de pleegvader ten spijt. Onverschillig wordt Clifford ervan. Niet in staat van iemand te houden. Bij de mariniers wil hij, oorlog is zijn doel.

Dan begint het verhaal je mee te slepen. Naar oorden waar de gemiddelde Nederlander nog nooit is geweest. En waar je voor deze gelegenheid best eens een kijkje wilt nemen. Militaire trainingen in meters hoge sneeuw of in de zon op Aruba. Daar slaan vooral het strand, drank, seks en vechtpartijen de klok. Totdat Clifford bij een motorongeluk zijn been verliest en terug naar Nederland moet. Gelukkig zit zijn pik er nog aan, want die heeft hij wel nodig op reis in Kenia, waar broer Clint een nachtclub runt. Heel veel seks en heel veel hoeren, tot het de lezer het voorstellingsvermogen te boven gaat. ‘Je moet er bij zijn geweest om het te kunnen geloven.’

De onpersoonlijkheid en bijna onmenselijkheid zet zich voort in Bosnië. Clifford maakt zijn droom waar door daar als huurling naar toe te gaan. Als sluipschutter schiet hij drie Serviërs neer. ‘Dan is hij m’n derde kill. In tien dagen tijd. Not bad at all.’ Om vervolgens verontwaardigd te schrijven ‘Hadden ze daar en toen dat gedaan wat ze (VN en EEG. HT.) jaren later in Kosovo wel deden, dan waren duizenden mensenlevens gered. Onbegrijpelijke dingen gebeuren daar, ongelooflijke acties maakt Clifford, onvoorstelbare woorden staan op papier. En dan wordt Clint vermoord. Zijn enige echt menselijke relatie gaat verloren. Geen wonder dat Clifford C. Cremer zo’n hard en koud boek heeft kunnen schrijven. Het jongetje in hem was al verlaten en is nu afgestompt. Confronterend en fascinerend.

Uit Bomberjack:

Lag daar een naakte blonde Marva op een tafel – straalbezopen, dat wel – met een pik in haar mond, één in haar kut en één in haar linkerhand. Het was of ik zo de set van een pornofilm was opgewandeld. Naast de marva stonden nog twee matrozen, waarvan één een grote komkommer in z’n hand hield. Ik had veel gezien en gehoord bij de marine, maar dit sloeg echt alles.

De moslims van Srebenica hadden gewoon pech dat ze door Nederlandse soldaten werden ‘verdedigd’. Daar hadden natuurlijk oorlogsvrijwilligers moeten staan, van het slag Johan en z’n maten van First Dutch. (…).Het probleem is alleen: daarvan zijn er niet zoveel in Nederland. En ze zitten al helemaal niet in het leger. En dus moest Srebenica het doen met zo’n Karremans. Die er naar Nederlandse maatstaven alles heeft uitgehaald wat er in zat. Wat symbolische tegenstand, wat uitwisseling van cadeaus met de Servische beulen en dan hup, door naar het echte werk. De polonaise. Daar zijn ze nog het beste in.