Het slinkse Brittannië
Op het omslag van de vuistdikke roman Ten zuiden van de rivier staat een vos afgebeeld. Het dier kijkt de lezer onachtzaam likkebaardend aan. Dezelfde onachtzaamheid beschrijft auteur Blake Morrison in het Britse leven onder premier Blair. De roman begint op de dag van de verkiezingsoverwinning van Labour en eindigt vijf jaar later wanneer de politieke desillusie zich meester maakt van de vijf hoofdpersonages.
Vossen lopen als een rode draad door de levens van Libby, Nat, Jack, Harry en Anthea heen. Ze hebben in het begin van de roman niet veel oog voor de vossen; hun privéproblemen slokken alle aandacht op. Libby, getrouwd met Nat, werkt zich uit de naad in de harde reclamewereld. Op hulp van haar man hoeft ze niet rekenen, Nat krijgt als schrijver niets op papier en ook als vader en echtgenoot brengt hij het er slecht van af. Zijn enige nuttige werkzaamheden zijn de schrijfworkshops die hij geeft. Tijdens een van zijn lessen komt hij Anthea tegen met wie hij een verhouding begint. Wanneer zij verdwijnt, stort Nat zich blindelings op verhalen met vossen in de hoofdrol, iets waar Anthea zich ook fanatiek mee bezig hield.
Vossenjacht
De geobsedeerde Nat staat sterk in contrast met zijn vriend Harry, een zwarte journalist die voor een lokaal blaadje schrijft. Hij is de enige die niet in de beloften van Labour gelooft, zelfs Jack (de conservatieve oom van Nat) geeft de partij het voordeel van de twijfel. De plattelandsondernemer moet echter toezien hoe zijn bedrijf steeds meer in de schulden raakt. De enige manier waarop de ondernemer de ellende kan vergeten is tijdens het uitoefenen van zijn hobby: de vossenjacht. Jack wordt echter zelf doelwit van de jacht; een politicus gaat met hem mee, zogezegd om zijn standpunt te willen bepalen maar in werkelijkheid om munitie voor een anti-vossenjachtcampagne te verzamelen.
Persoonlijke problematiek in relaties en carrière worden in de roman van Morrison afgewisseld met politiek-sociale problemen zoals het industriële en economische verval, groeiende verschillen tussen arm en rijk, het platteland en de stad. Die algemene problemen dringen daarbij steeds verder door in de persoonlijke levens van de personages, zoals de vossen steeds verder doordringen in Londen. Hoewel het merendeel van de stadsbevolking de dieren in het begin ziet als ‘knuffeldieren’ zoals ze de eens populaire Blair verwelkomden, worden de gevolgen van hun komst pas later zichtbaar. Zelfs de ‘well-to-do’ hoofdpersonages woonachtig aan de zuidoever van de Thames ondervinden de consequenties. Tobberigheid en een melancholische instelling schetst Morrison dan ook als vaste karakterkenmerken van zijn personages.
De thematiek die Morrison aansnijdt is niet vernieuwend, net zomin als het koppelen van sociale problematiek aan een specifieke regeerperiode. Wel is de manier waarop Morrison deze vorm geeft gedurfd in opzet en omvang. De nadruk van deze state-of-the-nation-roman die meer dan 600 pagina’s telt ligt op het leven van de hoofdpersonages; Morrison schetst hun persoonlijke problematiek waarin zich een politieke en sociale desillusie steeds duidelijker aftekent met verve waarbij hij de diversiteit van de Britse burger in ere houdt. Wie echter denkt dat de roman een sprankje sociale hoop of een eindconclusie biedt komt bedrogen uit. De grote vragen blijven net als in het politieke leven, onbeantwoord.