Proza dat stinkt, schuurt en pijn doet
Bill Cheng is een debutant. Dat zou je niet zeggen als je zijn roman leest. Met een ongelooflijke moed en zelfverzekerdheid neemt hij de lezer mee in een universum waar geheel eigen wetten gelden. Of eigenlijk één wet: die van de sterkste.
Het is 1927, de rivier de Mississippi treedt door aanhoudende regenval buiten haar oevers. Om de stad New Orleans te beschermen, wordt een dijk met dynamiet opgeblazen, waardoor een groot stuk laagland onder water komt te staan. Het is land van veelal dagloners, arbeiders, kleine boeren. Onbelangrijke lieden zogezegd. Het is de grootste overstroming in de geschiedenis van Amerika. Honderden mensen verdrinken, 700 duizend huizen worden verwoest. De overlevenden vluchten, alleen wat ze kunnen dragen nemen ze mee.
Een zwervend leven
Het is het begin van het verhaal van de zwarte jongen Robert Chatham. Hun huis wordt verzwolgen door het wassende water en samen met zijn ouders vlucht hij te voet, wadend door de steeds dieper wordende stroom. Robert wordt uiteindelijk als werkkracht aan een hoerenmadam gegeven, aangezien zijn ouders niet meer voor hem kunnen zorgen. Robert wordt volwassen in het huis van lichte zeden. Zijn slaapkamer is de voorraadkelder. Hij maakt schoon, doet de boodschappen en verricht klusjes. Dit alles in de geur van parfum en sterke drank, de geluiden van lust en woede, en de roddels van de prostituees.
Op een zomeravond brandt het hoerenhuis af, aangestoken door drank, jaloezie en wrok. Robert is weer alleen en zwerft door het zuiden van Amerika, nergens thuis en levend van dag tot dag. Hij heeft een sterk zelfdestructieve neiging en kent geen angst. Hij komt als dagloner te werken bij een bedrijf dat moerasland cultiveert, land dat moet worden veroverd op de natuur en de inheemse bevolking. Deze inheemsen saboteren het bedrijf door berenklemmen te zetten en het materieel onklaar te maken.
Na een ongeluk – of is het een zelfmoordpoging? – wordt Robert halfdood gevonden door een van de inheemse families. Hij wordt als slaaf aan het werk gezet en weet na een paar maanden te ontsnappen. Maar waarvan ontsnapt hij precies? En waar moet hij naartoe?
Aards, lichamelijk, smerig
Als de hond het spoor kruist is een lichamelijk boek. We lezen veel over de fysieke ongemakken van Robert. Hij moet al wadend vluchten voor de overstroming van de Mississippi, ontsnapt aan een brand, verdrinkt bijna in een modderstroom, spoelt halfdood aan, wordt als slaaf geketend en afgeranseld, wordt de keel doorgesneden en overleeft op het nippertje, ontsnapt aan zijn gijzelnemers, waadt dagen door het moeras en wordt bijna leeggezogen door de muskieten. Kom daar maar eens om in een Nederlandse roman! Het doet denken aan de film There will be blood (2007) over de oliewinning in Californië. Ook zo’n fysiek verhaal: smerig, ruig, aards. De eerste alinea van de roman zet direct de toon van de roman:
De regen bleef als een stofstorm dreigen en het was de oudste jongen G.D. die zei dat het niets niks was, onderweg door de bossen achter Old Man Crookhand’s. De wind joeg erdoorheen, liet de takken ratelen en blies het gruis in hun gezicht. Ze staken hun handen op en sjokten voort, G.D. voor de anderen uit met zijn zweep in de struiken hakkend. Wap, wap. Vooruit, stelletje baby’s, zei hij en zweepte weer zodat de kruipers en bladeren voor zijn slagen weken.
Het blijft lichaam
Als lezer zit je steeds dicht op de huid van de personages. Je voelt de pijn, je ruikt het zweet, je voelt het vuil op hun huid. Het is een vies en vuil boek; een sterk fysieke leeservaring. Heel knap schrijft Cheng over de ongemakken van een arme jongeman die zo goed en zo kwaad als het gaat probeert te overleven. Jammer is het wel dat je nergens echt verbonden raakt met het leven van Robert. Hij blijft voor ons gesloten. Een kijkje in zijn hoofd en hart wordt ons ontzegd. Zodoende blijf je als lezer gissen naar de mens achter de huid, de ziel die toch ergens in dat lichaam moet huizen.