Kindermoord uit liefde
Mag je een kind doden uit liefde? Dat is de hoofdvraag in de roman Kindengel van Beitske Bouwman, haar tweede roman. Bouwman debuteerde met Portrettensoep, welke genomineerd werd voor de Debutantenprijs der Brabantse Letteren. Of Kindengel ook in aanmerking komt voor zelfs een kleine literaire prijs als deze is echter zeer de vraag.
Het is een groot ethisch vraagstuk dat Bouwman opwerpt, een dat verder gaat dan het, in Nederland, inmiddels verdwenen taboe op euthanasie. Mag je als ouder beslissen over het lot van een kind dat geen kans op beterschap heeft? Wanneer Sara en Mark Damen voor de rechtbank moeten verschijnen voor de levensbeëindiging van hun dochtertje Deidre, moet rechter Karen Langendijk een oordeel vellen: is de daad meedogenloos zoals de officier van jusititie zegt of kwam ze voort uit mededogen, zoals de ouders de rechter willen laten zien?
Lyrische gedachtegangen
Schrijfster Beitske Bouwman begeleidt de lezer al snel weg uit de zaal van de rechtbank. In plaats daarvan belicht ze de gedachten van de drie hoofdrolspelers: Sara, Mark en rechter Langendijk. In de eerste plaats krijgt vooral de gedachtewereld van Sara alle aandacht: zij ontvlucht de realiteit van het proces door te verzinken in herinneringen aan Deidre. Haar herinneringen worden door Bouwman op fragmentarische wijze weergegeven, waarbij de harde realiteit naar binnen sijpelt door herhaalde vragen van de rechter. De combinatie zorgt voor een mooie balans tussen gevoel en werkelijkheid en wendt het gevaar van gevoelskitch af door een te eenzijdige belichting van Sara’s emoties. In de rechtszaal gaan Sara’s gedachten alsvolgt:
Strand
Nog even Deidre naar het water brengen.
Haar hand in het water steken en haar zegenen met het zeewater. Tranen zouter dan de zee. Tranen als parels op zee.
Missers
Het eerste gedeelte van het verhaal, waaruit bovenstaand fragment afkomstig is, is tevens het beste deel van de roman. Daarna gaat het mis. Op verschillende onderdelen kunnen de personages van Bouwman niet langer overtuigen. Het plan van Mark om de rechter te kunnen beïnvloeden lijkt al even ridicuul als de uitvoering ervan: na werktijd rijdt hij in zijn auto naar de rechtbank en haalt Langendijk over om direct met hem mee te gaan, tijdens de reis wil hij haar van zijn en Sara’s goede bedoelingen overtuigen.
Bouwman beschrijft Karen Langendijk als een naïeveling die haar professionaliteit opzij zet en binnen een paar seconden besluit met Mark mee te gaan. Want, opluchting, ze blijkt naast rechter ook gewoon een vrouw van vlees en bloed: Bouwman kan niet wachten om de lezer te laten zien dat Karen niet alleen gevoelig is voor het emotionele appèl van Mark, maar nog meer voor zijn prachtige groene ogen.
Vrouwlief Sara, ondertussen helemaal gek geworden door de gedachten aan Deidre, krijgt hallucinaties over een moeder (Helena) die ook haar kind kwijtraakte. Zij vertelt over haar treurige leven vol onrecht, alsof Bouwman het leven van Sara nog niet dramatisch genoeg vindt. Waarom is het verhaal van Helena er eigenlijk bij gehaald vraag je je als lezer af? Dan blijkt dat Helena niet ‘alleen maar’ haar verhaal vertelt, maar ook een boodschap te verkondigen heeft; laat je leven niet beheersen door de dood, maar heb het leven lief! De zwaarte van thematiek rond dood en leven wordt zo verpakt in het zoveelste cliché dat de lezer voor de kiezen krijgt.
Niet levensvatbaar
Het thema van moord door wanhopige ouders op hun doodziek kind is interessant genoeg voor een roman, helaas dwaalt Beitske Bouwman af van het oorspronkelijke idee door secundaire (liefdes)verhaallijnen op de voorgrond te plaatsen die ze bovendien allerminst overtuigend uitwerkt. De personages zijn clichématig en zonder geloofwaardige motivering neergezet. Naast Deidre blijkt ook de roman zelf niet levensvatbaar.