Dipje voor Dahl
Requiem is gek genoeg nog lang niet het laatste boek over het A-Team van de Stockholmse politie. De serie van de hand van de Zweedse schrijver Arne Dahl is net over de helft en kent zijn eerste dipje.
Nederland loopt een beetje achter met de boeken over het A-Team, waar Dahl (pseudoniem van de romancier en literatuurcriticus Jan Arnald) internationaal mee doorbrak. Requiem is het zevende deel en in Nederland het nieuwste, maar in Zweden zijn ze al een paar zaken verder. Er staan dus nog de nodige verwikkelingen op stapel; Paul Hjelm, Kerstin Holm, Sara Svenhagen en Jorge Chavez zijn nog niet uitgerechercheerd. Ook Requiem getuigt weer van Dahls vakmanschap, maar ook van zijn literaire experimenteerdrift. Daar moet je van houden, zeker als je net even een spannend boek zit te lezen.
Alles in één plot
Op de dag van de Amerikaanse inval in Irak – intussen alweer acht jaar geleden – wordt in Stockholm een kleine bank overvallen. Personeelsleden en klanten worden gegijzeld en er lijkt een catastrofe in de maak wanneer de overvallers laten weten genoeg explosieven bij zich te hebben om de halve wijk op te blazen. Uiteindelijk blijkt het de overvallers om iets heel anders te doen te zijn dan geldelijk gewin.
Een dagboek uit de Tweede Wereldoorlog, de inval in Irak, een vakantievierend lid van het A-Team, een bankoverval, de voorspelde olie- en watercrises en de laatste restjes in Zweden aangekoekte Koude Oorlog vormen allemaal een deel van de door Dahl als boobytraps door het boek heen verspreide subplots, die allemaal moeten leiden tot een geloofwaardige ontknoping. Dat is veel, zelfs voor een uitstekende schrijver als Arne Dahl. Herstel: dat is te veel.
Geloofwaardige personages
Een van de grote pluspunten van Dahls serie over zijn A-Team zijn de ontwikkelingen die de talrijke leden van het team (en ex-leden, en echtgenotes van die leden) doormaken. Waar in veel misdaadreeksen slechts het personage van de speurder psychologisch wordt uitgediept – en ook dan in veel gevallen volgens het clichématige procedé van de horkerige loner met een drankprobleem – daar is Dahl in staat acht mannen en vrouwen min of meer geloofwaardige persoonlijke stappen te laten zetten. Ze scheiden, ze gaan vreemd, ze komen weer bij elkaar, ze maken promotie, ze gaan met pensioen; in Dahls boeken gebeurt het met de regelmaat van de klok, zeg maar de regelmaat van het leven.
Dahl combineert die verwikkelingen met een literaire stijl zoals die door veel van zijn Scandinavische collega’s wordt gehanteerd: korte zinnen, korte alinea’s, om de adrenaline van de steeds vlugger lezende lezer nog verder de hoogte in te jagen. Het is een eenvoudige strategie, maar doeltreffend. Dahls postmoderne knipoogjes naar de lezer passen daar echter niet bij; zij breken het zorgvuldig opgebouwde ritme, alsof de schrijver wil zeggen: ‘Spannend, hè? Allemaal zelf verzonnen.’
Te veel make-up
Feit blijft dat Dahl een prima plotbouwer is. Hoe krijgt hij al die lijntjes in godsnaam allemaal weer aan elkaar geknoopt? Dat gaat hem aardig soepel af eigenlijk. De wijze waarop hij de lezer en de rechercheurs voortdurend doodlopende steegjes in stuurt, loze sporen laat achtervolgen en volkomen onschuldigen laat verdenken, toont zijn vakmanschap. Het wil echter allemaal net niet echt wervelen.
De actiescènes vergoeden veel (al blijft Dahl ook daar knipoogjes geven), maar het is niet ‘unputdownable’, terwijl enkele van Dahls eerdere boeken dat predicaat wel verdienen. Daarvoor zitten plot en stijl bij Requiem echter net wat te kunstmatig in elkaar. Requiem is daarom als een mooie vrouw met veel make-up: nog steeds mooi, maar ze hoeft er niet zo de nadruk op te leggen.