Boeken / Non-fictie

Een zich steeds herhalend pleidooi voor ijdelheid

recensie: Arie Boomsma en Stephan Sanders - De man en zijn lichaam

Sinds kort kan er een nieuwe ziekte aan de medische encyclopedieën worden toegevoegd: de Arie–verslaving. Symptomen: droge keel, zwetende handpalmen en een algehele, lichamelijke onrust. Zit je bijvoorbeeld even op het toilet zónder de door KRO–yfee samengestelde Viva, of staat de tv net op een zender waar Arie niet spreekt of besproken wordt, dan kan het voorkomen dat je je opeens niet goed voelt. Niks om je druk over te maken, gewoon even Radio1 aanzetten, of de L’Homo nog eens uit de tijdschriftenbak pakken. Gelukkig is er nu ook een boek van Arie, voor de lezende Arie–verslaafden. Met Arie op de voorkant, met interviews van Arie én met Arie en met een foto van Arie in slechts een witte handdoek.

‘Wat is de verhouding van hedendaagse mannen met hun lichaam?’ Dat vragen Boomsma en Stephan Sanders (Vrij Nederlandintellectueel én sportschooltype ineen) zich op de flap van hun interviewboekje De man en zijn lichaam af. Het antwoord zijn zij gaan zoeken bij 21 mannen, bekend en onbekend, jong en oud. En natuurlijk hebben Sanders en Boomsma ook nog even elkaar geïnterviewd.

Het lezen van De man en zijn lichaam begint met het onvermijdelijke bladeren naar de foto’s. Want daar is het natuurlijk allemaal om te doen; de enige reden waarom in iedere boekwinkel in Nederland al dagenlang vrouwen zwaar ademend voor de bestsellertafels staan: omdat er foto’s van blote mannen in staan dus. Tenminste, dat was de bedoeling van de auteurs, die zelf op het omslag het goede voorbeeld geven: naakte, indrukwekkende torso’s, tot het middel afgebeeld. Naar de rest mag de lezer(es) gissen. Nogal ijdel, om zo op je eigen boek te gaan staan. Ook opvallend: de gladde wangen van de anders zo baardige Boomsma.

Problematische verhouding
De foto’s dus. Het merendeel van de geïnterviewde mannen toont trots zijn blote torso, inclusief indrukwekkende biceps. Werner Rieman, een ’technicus’ van 62 jaar, staat er als enige piemelnaakt op, coauteur Sanders bijna. En dan is er nog een groepje mannen de hoofdmannen, zoals Sanders en Boomsma ze in hun inleiding betitelen dat geheel gekleed op de foto gaat, zoals Aat Veldhoen, Anil Ramdas en de onvermijdelijke Antoine Bodar. De man en zijn lichaam wordt ingeleid door WillemJan Otten. Diens essay holt van de Bijbel, via de Griekse mythologie naar zijn grootmoeder, stipt in een terzijde nog even de buste van zijn echtgenote aan en ook Ottens pornografieverslaving komt nog maar een keer voorbij. Een nogal wollige inleiding, zeker voor wat volgt.

Boomsma en Sanders kiezen voor de monoloog. Na een korte inleiding waarin de geïnterviewde wordt voorgesteld, gaat het interview verder in de ikvorm. En dat komt de soms werkelijk bijzondere of aangrijpende verhalen niet ten goede; het vaste interviewpatroon via iemands jeugd en puberteit richting de eerste seksuele ervaring met speciale aandacht voor het omslagpunt waarbij besloten wordt om ofwel het lichaam te stalen ofwel iedere vorm van training of onderhoud definitief op te geven, herken je al heel snel terug. Of de man nu tantrasekst, professioneel bodybuilder is, zijn lichaam de vernieling in drinkt of van top tot teen met sierlijke krullen en lijnen is ondergekliederd; de verhouding tussen hem en zijn lichaam blijft problematisch. Net als de verhouding tussen die tussen de man en zijn kapsel, de man en zijn auto en de man en zijn vrouw, vermoedelijk.

Het innerlijk?
Boomsma en Sanders hebben in hun boek niet alleen de geijkte bekende Nederlanders geïnterviewd. Dat pleit voor ze, maar daarmee is De man en zijn lichaam nog niet geslaagd. Integendeel; de interesse van de auteurs voor gespierde lichamen, die obsessie voor het kweken van een staalharde buik en boomstammen van armen, die lees je terug. Als dit een eerlijke afspiegeling is van de mannelijke bevolking van Nederland, dan is het verbijsterend en bijna zorgwekkend dat zoveel mannen (ook oudere mannen) zo enorm gefocust zijn op hun uiterlijk: drie, vier keer per week in de sportschool is eerder regel dan uitzondering en over het slikken van ‘voedingssuplementen’ wordt gepraat alsof het om Fruitella’s gaat. Uitzondering is het mooie verhaal van Bor Verkroost, die aan een agressieve huidziekte lijdt. Te lezen hoe hij het iedere dag weer tegen zijn onwillige lichaam op moet nemen, dat inspireert en ontroert veel meer dan het zoveelste interview met een kwieke zestiger die iedere dag aan de gewichten hangt om de ouderdom te bezweren. Mooiste zin in De man en zijn lichaam komt dan ook van Bor: ‘De dood is een vriend op afstand.’ Dat zegt alles, en gelukkig nu eens niet alleen over het lichaam.

Het omslag heeft niet gelogen: De man en zijn lichaam is slechts een pleidooi voor ijdelheid. Het is zoals Theo Maassen zei: ‘Wat zou er gebeuren als al deze mensen net zoveel tijd zouden besteden aan het verfraaien van hun innerlijk?’