Verdorven jongens, die Romeinen
.
schetst Anton van Hooff een ontluisterend beeld van de Romeinse elite van 2000 jaar geleden.
Anton van Hooff (1943) was tot 2008 hoofddocent klassieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij publiceerde onder andere over Caesar, Polybius, banditisme, Spartacus en zelfdoding in de oudheid.
Glibberig
De vraag dringt zich op: waarom zijn de Romeinen 2000 jaar na dato nog interessant genoeg voor een nieuwe beschouwing? De bronnen waaruit geput kan worden zijn beperkt en al vele malen vertaald en geïnterpreteerd. En toch wekken de prestaties van het Romeinse volk nog steeds bewondering op. De militaire superioriteit enerzijds, en de culturele en filosofische ontwikkeling die kon plaatsvinden anderzijds, bereikten voor die tijd ongekende hoogten. Ondanks, of juist dankzij het feit dat de democratie steeds verder moest wijken voor de dictatuur van de keizers.
Van Hooff kiest voor zijn boek een interessante vergelijking met de situatie van intellectuelen in hedendaagse dwangregimes: is het hun kwalijk te nemen dat ze toegeven aan de druk van het bewind? Naast alle lovende woorden voor de retorische en filosofische kwaliteiten van Seneca besteedt de auteur uitgebreid aandacht aan diens glibberige kant. Als Seneca op een gegeven moment verbannen wordt door keizer Claudius, laat hij geen kans onbenut om de keizer met schaamteloos gevlei te vermurwen. Wanneer Claudius sterft en Seneca door Nero’s moeder wordt teruggeroepen om de rol van mentor op zich te nemen, schrijft hij al spoedig een toneelstuk waarin hij de draak steekt met Claudius.
Een ander voorbeeld van tegenstrijdigheid is de rijkdom die hij als stoïsch, en dus soberheid prekende filosoof, vergaarde. Seneca’s filosofieën komen nu vooral over als moraliserend en drammerig, maar hebben een grote invloed gehad op de morele vorming van Europa in latere eeuwen.
Niet uit de verf
De vergelijking die Van Hooff trekt met modernere tijden blijft beperkt tot losse verwijzingen en komt jammer genoeg niet uit de verf. Het zwaartepunt van het boek ligt uiteindelijk bij de kruispunten van de levens van de totaal losgeslagen Nero en de gewiekste staatsman Seneca die in de eerste vijf jaren van Nero’s heerschappij nog in staat was om de jonge keizer in toom te houden. Daarna vervalt Nero steeds sneller tot het onberekenbare gedrag dat hem de reputatie van de meest beruchte keizer uit de oudheid bezorgde.
Ondanks dat Van Hooff niet komt tot een hoger inzicht in de beweegredenen van intellectuelen die hun diensten aan dictators verlenen, is het toch een fascinerend boek. De feiten die hij verzamelt uit de bronnen van Tacitus en Cassius Dio, tonen een doorkijkje naar een samenleving met een hypocriete seksuele moraal.
Het politieke machtenspel wordt beheerst door een aantal elitaire families, die niets of niemand ontzien. Nero, die zowel zijn broertje als moeder laat ombrengen is hiervan wel een extreem voorbeeld. Als uiteindelijk Seneca ook in ongenade valt, neemt de oude wijsgeer afstand van zijn vroegere pupil. Moreel gezien rijkelijk laat, maar Van Hooff schetst in prettig leesbare taal dat dat geheel in de tijdgeest was.