Over de bakermat
In de inleiding op zijn Athene. Het leven van de eerste democratie benadrukt Anton van Hooff het belang van het bestuderen van de oudheid voor de beschaving, cultuur, democratie. Tweehonderd bladzijden verder is zijn gelijk bewezen: Atheense burgeridealen confronteren onze samenleving met haar fouten.
benadrukt Anton van Hooff het belang van het bestuderen van de oudheid voor de beschaving, cultuur, democratie. Tweehonderd bladzijden verder is zijn gelijk bewezen: Atheense burgeridealen confronteren onze samenleving met haar fouten.
Na het vorig jaar verschenen Nero en Seneca is dit het tweede werk over de oudheid van classicus Van Hooff. Tussen de regels door lees je zijn liefde voor het onderwerp en de kreten van verrukking die hij, tevergeefs, probeert te onderdrukken. Dit enthousiasmeert de lezer – en dat, zo legt Van Hooff uit, betekent: ‘de godheid is in hem: in het woord enthousiasme zit het Griekse en (in) en theos (godheid)’.
Burgerschap
Van 508 tot 322 regeert in Athene het volk, met slechts een paar korte oligarchische onderbrekingen. Anders dan onze als democratie gemaskeerde ‘electieve aristocratie’, was de Atheense democratie werkelijk een volksregering. Het berustte op direct bestuur en vereiste daarom een hoge mate van burgerparticipatie. In Pericles’ beroemde woorden: ‘Want wij zijn de enigen die iemand die daaraan geen deel heeft, niet beschouwen als een werkeloos, maar als nutteloos iemand’.
Het democratische Athene herbergde 30.000 burgers – slaven, vrouwen en vreemdelingen vielen erbuiten. Belangrijkste politiek orgaan was de volksvergadering, de ekklèsia, die gemiddeld 40 keer per jaar bijeen kwam. Daarin hadden alle Atheense burgers het recht het woord te voeren (isègoria). Daarnaast waren op ieder moment 3200 burgers actief binnen roulerende functies, meestal via loting aangewezen. Roulatie diende als een van de ‘checks’ op mogelijk machtsmisbruik: het voorzitterschap van de ekklèsia rouleerde dagelijks, waardoor een op de vier Atheense burgers een dag in zijn leven ‘president’ was!
Toneel
Dit klinkt allemaal zeer verlicht, maar natuurlijk waren de Atheners net mensen. Wanneer ze weinig trek hadden in een routinematige volksvergadering, en de opkomst op de vergaderingslocatie de Pnyx dus tegenviel, werden staatsslaven ingezet om met een in rode verfstof gedrenkt touw het grote plein schoon te vegen. De daardoor veroorzaakte rode vlek was een teken van slecht burgerschap. Dit neemt niet weg dat politiek ieder deel van het Atheense leven doordrenkte. Een voorbeeld daarvan is het toneel, waarin democratie en beschaving werden samengebracht:
In het mythische gewaad van het treurspel blijven ze wel versluierd. Nooit wordt uitbundig de lof van de volksmacht gezongen. Zulke platte propaganda zou van slechte smaak getuigen. Het Atheense toneel blijft in zijn verwijzing naar de politieke actualiteit even ingehouden en tijdloos als de sculpturen van het Parthenon.
Griekse leefregels als ‘niets te veel’ (mèden agan) werden middels toneel bijgebracht. Voor zowel politieke activiteiten als het bijwonen van het beschavende toneel ontvingen de Atheners vergoedingen – zoals Van Hooff oppert misschien een idee voor onze tijd? Sowieso verwijst Van Hooff veel naar het heden en de recente geschiedenis. Zo geeft hij aan dat de Atheense democratie groot is geworden dankzij het imperialisme: via slavernij en uitbuiting verkregen welvaart bracht de burgers tijd voor de politiek. Is ons stabiele politieke systeem denkbaar zonder de historisch gegroeide en deels op uitbuiting gebaseerde welvaart?
Dèmokratia
Af en toe verrast Van Hooff met dergelijke scherpe uithalen. Maar wat dit boek vooral zo prettig maakt zijn de vele etymologische verwijzingen en, daarmee samenhangend, de vele momenten van verrassing – zo kende Athene tachtig feestdagen – of van herkenning bij in Athene ontstane en aan ons overgeleverde culturele elementen. Dit en meer maakt dit verfijnd geschreven boek zeer informatief, met bovendien steeds precies genoeg herhaling: gymnasiumleraar Van Hooff weet hoe te doceren.
Ten slotte maakt de auteur inzichtelijk hoe, toen de Atheense burgers zich steeds meer in de privésfeer terugtrokken, de bezorgde burgers de godin Dèmokratia invoerden, als vergeefse stoplap. Van Hoof trekt nog maar eens een analogie, nu met het huidige crisisgevoel en het daarom in Den Haag op te richten Huis voor democratie en rechtsstaat. Maar eigenlijk zouden mensen dit soort boeken moeten lezen.