Encyclopedie van de subversie
De filmtheoreticus Amos Vogel (1921) was in Amerika een belangrijke filmprogrammeur, die bovendien dertig jaar geleden een standaardwerk schreef over elke mogelijke vorm van subversieve cinema. Dit wonderbaarlijke boek is onlangs opnieuw uitgebracht in een facsimile-editie, voorzien van een nieuwe introductie door de auteur en een voorwoord van filmhistoricus Scott McDonald.
Scène uit A Clockwork Orange |
Amos Vogel richtte in de jaren veertig Cinema 16 op, een baanbrekende filmsociëteit die het Amerikaanse publiek uiteindelijk voor het eerst kennis liet maken met filmmakers als Buñuel en Polanski. In Nederland is Vogel daarmee nog geen bekende naam, maar het boek was zo belangwekkend dat het destijds ook in het Nederlands werd vertaald (als De film als taboebreker, 1974). Waarom het boek sinds 1987 nooit eerder herdrukt is, is onduidelijk, waarom dat nu eindelijk wel gebeurd is wel bekend: de documentaire Film as a Subversive Art: Amos Vogel and Cinema 16 (2003, nooit in Nederland vertoond) vestigde opnieuw terechte aandacht op de filmwetenschapper.
Hint
Het boek bevat een aantal korte, bondige en heldere essays over de drie verschillende soorten van subversie die Vogel bij films onderscheidt: die van vorm (hoofdstuk 1), inhoud (2) en taboes (3). Via deze driedeling gaat de auteur in op films uit alle hoeken van de wereld: het Europese surrealisme, Duitse nazipropagandafilms, shock-art, pornografie, Japanse new wave, Andy Warhol, enzovoorts. Vogel gelooft heilig in de kracht van de subversieve film, van celluloidkunstwerken die op elke denkbare manier taboes doorbreken en die waarden en gewoonten ondermijnen.
Scène uit Un chien andalou |
Elk essay is voorzien van een lijst met summiere beschrijvingen en analyses van een groot aantal films, die op hun beurt geïllustreerd zijn met een overdaad aan fotomateriaal. Het geheel is ontzagwekkend: zo’n vijfhonderd films worden genoemd, behandeld en getoond. Vogel opent het boek met de mededeling dat zijn werk een “approximation of a draft of a first edition” is, een “hint“. Hoe ironisch dat er nooit een beter of uitgebreider werk over het onderwerp zou verschijnen – Vogel zelf heeft nooit die moeite genomen – en dat Film as a Subversive Art mede daarom na drie decennia nog steeds de gezaghebbende studie op dit gebied is.
Actueel
De van oorsprong Oostenrijkse Vogel ontvluchtte als tiener de nazi’s en trok naar Amerika; een van de langste analyses in het boek is die van Leni Riefenstahls Triumph des Willens. Maar zelfs hier moraliseert de auteur niet; zijn bewondering voor alle vormen van subversieve kunst kent geen onderscheid in onderwerpen. Even arbitrair is zijn waardering van het materiaal: welbekende klassiekers staan volledig gelijk aan die van de meest obscure kunstprojecten. Zo worden Fellini en Antonioni in één adem genoemd met volstrekt onbekende experimentele films. Film as a Subversive Art is daarmee een ware encyclopedie van alles wat het gangbare in de cinema ondermijnt.
Scène uit Un chien andalou |
Maar een encyclopedie is niet volledig zonder beeldmateriaal, en dit boek bevat alles wat je daarbij zou kunnen wensen. Het overgrote deel van de 335 pagina’s is gevuld met een schat aan fotomateriaal, van zowel obscure kunstwerken tot bekendere films (A Clockwork Orange, L’Eclisse). De minder bekende films vertoonde Vogel vroeger in zijn filmhuis in New York; zonder dit boek waren de meeste ongetwijfeld volledig in vergetelheid geraakt. Maar ook afgezien hiervan blijft het boek waardevol: het illustratiemateriaal maakt duidelijk dat Vogels onderwerpen nog altijd even actueel zijn als 30 jaar geleden. De afbeeldingen van Pasolini-films en nazidocumentaires zijn onverminderd weerzinwekkend, de oude expressionistische en surrealistische stills nog steevast fascinerend.