Sporen uitgewist
Hoe moet je achter de geschiedenis van je ouders komen als zij je daar nooit iets over hebben verteld en alle getuigen allang dood zijn? Alain Berenboom duikt de familiale archiefkast in en schetst het verhaal van zijn Joodse ouders die, ondanks de geschiedenis, in Brussel een bestaan probeerden op te bouwen.
In België wordt het boek vergeleken met Stefan Hertmans’ Oorlog en Terpentijn. Hertmans beschrijft aan de hand van een aantal nagelaten schriften het verhaal van zijn grootvader, een verhaal waarin de Grote Oorlog een centrale rol inneemt. In Mr. Optimist is het niet de Eerste maar de Tweede Wereldoorlog die als een donkere wolk over het verhaal hangt. Wat dat betreft doet het boek meer denken aan Paul Scheffers boek over zijn opa (Alles doet mee aan de werkelijkheid). Toch biedt Berenboom iets anders.
Het verhaal is een stuk persoonlijker. Dat hij over zijn ouders in plaats van zijn grootouders schrijft, is niet de enige reden. Zo weigert Berenboom, in tegenstelling tot Hertmans, het verhaal in romanvorm te gieten. Wat zijn vader en moeder dachten, het waarom achter keuzes en daden: hij laat het aan de lezer. Heel droog doet Berenboom verslag van de ontdekkingen die hij in de brieven doet, waardoor je als lezer het gevoel krijgt getuige te zijn van een making-off van een roman. De auteur fungeert slechts als doorgeefluik. Een wat ongebruikelijke vorm, maar het pakt goed uit. De tragische verhalen uit de brieven komen zo directer bij de lezer binnen.
Oorlog
De dreiging van het nazisme speelt direct een grote rol in het leven van Alains ouders en hun familie. Berenboom stuit op brieven van voor hem totaal onbekende mensen. Zo is er de brief van ene Lilit, gericht aan de zus van Chaïm. Een zijstraat die, zoals zoveel zijstraten die Berenboom neemt, een doodlopende weg blijkt te zijn. Ze schrijft over haar liefdesperikelen en dat ze er maar niet in slaagt haar liefde te vinden. Later vindt Berenboom een uitnodiging voor het huwelijk van Lilit, ergens in 1937. ‘Ik hoop dat Lilit de liefdesroes heeft gekend waar ze zo naar verlangde, voordat ze twee jaar later door de geschiedenis werd verzwolgen.’ En daar blijft het bij, de hoop. Berenboom vult de leegte niet op en fantaseert er niets bij. Hierdoor geeft hij de lezer de ruimte om hetzelfde gevoel te ervaren: hoop.
Eén van de meest ontroerende verhalen is die over zijn tante Sara, een tante die hij nooit heeft gekend. Zij woonde een tijdje bij haar broer en zus in Brussel maar op aandringen van haar vader keerde ze terug naar Polen. Na de inval van de nazi’s probeerde ze tevergeefs weg te komen. Op 29 juli 1942 schrijft ze haar zus dat ze zich geen zorgen om haar hoeft te maken. Het blijkt haar laatste brief te zijn.
Uitgewist
De gruwel die het Joodse volk is overkomen, is de reden waarom Alains ouders hem zo weinig over hun verleden vertelden. Een krampachtig loslaten van de Joodse wortels vormde de basis van hun opvoeding. Frans en Nederlands moest hij leren, Jiddisch en Hebreeuws werd tegen Alain nooit gesproken. Elke verbintenis met zijn Joodse achtergrond moest worden afgesneden opdat hij volledig Belg zou worden.
De verhalen van na Alains geboorte in 1947 zijn niet altijd even sterk. Zo zijn er te veel anekdotes waarbij je je afvraagt waarom ze in het boek staan. Ook passeren er veel oudtantes, oudooms, achterneven en -nichten die weinig toevoegen, waardoor je als lezer in de wirwar van namen niet meer weet wie wie is. Het boek heeft het niet nodig: de verhalen van zijn familie voor en tijdens de oorlog en de ongemakkelijke verhouding van zijn ouders met hun Joods-zijn ná die oorlog, bieden voldoende diepgang.