Boeken / Fictie

Moraalridders opgelet! Niet voor watjes

recensie: A.H.J. Dautzenberg - Vogels met zwarte poten kun je niet vreten

.

De bundel kan tegenstrijdige gevoelens en gedachten losmaken. Dautzenbergs doorgaans goedgeschreven verhalen zijn moreel verontrustend, pervers, abject, schokkend en vervreemdend. Wie ze leest, kan lijntjes leggen naar George Bataille, Marquis de Sade, naar Manon Uphoffs befaamde Poep-verhaal, naar J.M.A. Biesheuvels absurdistische vertellingen en naar experimenteel proza à la Jorge Luis Borges.

Ontwrichtend absurdisme

De bundel bevat een aantal ontwrichtende verhalen. Bijvoorbeeld over een meisje van een jaar of dertien dat de vader van een vriendje tot seks verleidt, of over een jongen die voor kerst twee boksende negers in een doos krijgt, die soms met elkaar vrijen en die nogal akelig aan hun einde komen. In een ander verhaal vertelt een meisje aan een verslaggever hoe ze een paar dagen in de woestijn overleefde door het zaad van haar vader te drinken. Evengoed gruwelijk is het verhaal waarin een steniging van een jong meisje bijgewoond wordt door twee enthousiaste westerlingen.

De absurdistische situaties en onverwachte wendingen waarmee Dautzenberg je om de oren slaat, maken de bundel daarentegen erg fascinerend. In het verhaal ‘Glückauf!’ verandert de hoofdpersoon een aantal keer van geslacht en personage. Wat dat betreft doet het denken aan twee verhalen van Julio Cortázar, waarin soepel van perspectief (‘Zuster Cora’) en protagonist (‘Alle branden de brand’) wordt gewisseld. In andere verhalen heeft iemand een kraantje op haar rug waaruit water komt, wordt een directrice van een groot concern door Eskimo’s gekidnapt of bruist iemands hoofd.

Jurgen
Een enorm grappig en knap verhaal is ‘Jurgen’. Het beschrijft de vrijpartij van twee geliefden. Het meisje heeft net een grote boodschap gedaan en omdat ze haar billen niet goed heeft afgeveegd, moet de jongen walgen, al probeert hij het te maskeren. ‘”Ben je er niet helemaal bij, Jurgen?” Als ze opgewonden is, dan noemt ze me Jurgen. Waarom eigenlijk? Ze wil het me niet zeggen. Ik heet Guido’.

Als ze bijna klaarkomt, knijpt hij haar billen stevig samen, zodat geen bacterie meer kan ontsnappen en noemt haar Astrid – maar dat vindt Marly niet zo leuk en dus zet ze haar heupen op slot. De meesterlijke dialoog die zich daarop ontspint, is intens grappig, en zonde om hier prijs te geven. Ook dit verhaal is absurdistisch: Guido ontsnapt tijdens de vrijpartij op volstrekt geloofwaardige wijze verschillende malen naar een andere werkelijkheid waar twee alternatieve versies van hem verblijven.

Neosemantiek


De schokkende, experimentele en soms erg grappige verhalen voorkomen dat de bundel eentonig wordt. Als er dan toch één gemene deler is, is dat het procedé waarmee Dautzenberg geregeld het absurdisme zijn verhalen inzuigt. Hij voorziet in die gevallen een begrip van een andere betekenis dan je zou verwachten op basis van de woorden waaruit het samengesteld is. Je zou dit wellicht neosemantiek zou kunnen noemen. Om die met enige vanzelfsprekendheid geponeerde neosemantische begrippen laat hij een verhaal ontspinnen. Voorbeelden zijn ‘Herfstgevoelig’, ‘Het wilde denken’ en ‘Het vreemde gevoel’. Ze verwijzen respectievelijk naar een vorm van overspannenheid, van irreëel denken en naar een vorm van aandrang.

Dautzenbergs bundel, waarvan het voorplat en de titel overigens sterke gelijkenissen vertonen met Thijs de Boers debuut Vogels die vlees eten, maar die er inhoudelijk sterk van verschilt, brengt een opmerkelijk geluid in de Nederlandse letteren. Een geluid dat morrelt aan het geweten, omdat Dautzenberg in zijn bundel, zoals een van de personages te kennen geeft, de ethiek afgezworen heeft.