Babe, een buitengewone Marokkaan
Een jonge Marokkaanse Nederlander schrijft een boek over zijn leven in Nederland. Het wordt een bestseller en de auteur ondervindt de gevolgen daarvan aan den lijve. Mano Bouzamour probeert met zijn tweede roman zichzelf te presenteren als gedroomd personage in een absurde schijnwereld.
Mohamed Zebbi is een jongen van de straat die de Nederlandse literatuur een warm hart toedraagt. Hij kent zijn klassiekers – hij citeert bij vlagen zijn idolen in hapklare quotes – en heeft groot ontzag voor de schrijvers die ‘het gemaakt’ hebben. Aangespoord door de triomf van een enkele succesauteur besluit hij zelf een roman te schrijven. Met zijn boek, Mohamed, de proleet, heeft hij maar één doel voor ogen: zo snel mogelijk rijk worden.
Ik weet het, ik heb onwaarschijnlijk grootse dromen voor een klein kut-Marokkaantje. Maar Herman Koch is het gelukt, doorbreken in Amerika. En die woont gewoon in Watergraafsmeer.
En dat gaat helemaal lukken. Het boek wordt een grote hit en Bouzamour beschrijft in Bestsellerboy – in een reeks hoofdstukken getiteld als de opeenvolgende drukken – de enerverende tijden die bestsellerboy Zebbi beleeft met het consumeren van zijn succes. Een relaas dat bestaat uit een verwarrende confrontatie met zijn familie, verhoogde spanning met zijn voormalige vrienden en een doorlopend lijntje met zijn enthousiaste uitgever (die volledig waarheidsgetrouw is gemodelleerd naar Prometheus’ Mai Spijkers en op ondeugende wijze dan ook ‘Mai Spijkers’ wordt genoemd). Er wordt hartstochtelijk gewacht op zijn tweede boek.
Ranzig verslag
Verder doet Mohammed Zebbi veel aan seks. Hij pikt ieder aantrekkelijk meisje op dat zich in zijn blikveld begeeft en leeft zich uit in hevige scènes die Bouzamour vervolgens gedetailleerd beschrijft. Geen hoogstaande erotiek, in tegenstelling tot wat Mano keer op keer in interviews verkondigt, maar de soort ranzige verslaglegging van een opgewonden puber die zich op de borst slaat bij iedere nieuwe verovering:
Ik plantte mijn gezicht in al het hemelse. Ze zei ‘Oooo fuck’.
Terwijl hij vooralsnog trouw heeft gezworen aan zijn prachtige vriendin Evelien (die hij in de omgang steevast ‘babe’ noemt, zoals zij hem ook automatisch aanspreekt) neemt Zebbi de eerste de beste mogelijkheid te baat om naast de pot te pissen. Een gegeven dat de rest van deze roman blijft beheersen, terwijl zijn liefde voor babe Evelien van een vaste waarde blijkt te zijn. En aan het einde van het boek ook nog voor een absurde twist zorgt.
Pastiche?
Dan de taal. Bouzamour is een onbeschaamde schrijver die het voordeel heeft te kunnen teren op de betrekkelijke roem van zijn debuutroman De belofte van Pisa. Zijn verhaal is echter dun, zijn stijl is krakkemikkig en zijn dialogen zijn tenenkrommend geforceerd. Om je toevlucht te zoeken tot een overkill aan alliteratie (‘De kou klampte zich aan mijn kloten’, ‘De wonderlijke wereld wachtte op mijn werk zonder het te weten’) is een zwaktebod dat na honderd pagina’s op de lachspieren begint te werken. Al met al een hele opgave dit boek zonder vermoeide verzuchting – oh, come on! – tot een goed einde te brengen.
Maar hé, misschien hebben we het mis. En heeft Bouzamour hier een dijk van een pastiche neergezet die listig de draak steekt met de literaire incrowd in het algemeen en de positie van de auteur-van-buitenlandse-afkomst in het bijzonder. Kan dat? Nee, is niet waarschijnlijk. De karikatuur als stijlvorm dient van betere huize te komen en heeft een steviger basis nodig om doeltreffend te kunnen zijn. Bestsellerboy is een slecht geschreven bravoure-roman, waarmee Mano Bouzamour vooral probeert zijn inmiddels verdiende sporen in de literatuur opnieuw onder de aandacht te brengen. Met zichzelf in de hoofdrol.