Grote en kleine waarheden
.
Het idee hiervoor kreeg historicus Timothy Snyder – schrijver van ondermeer Bloedlanden. Europa tussen Hitler en Stalin – toen hij het nieuws van Judts ziekte vernam. Ieder hoofdstuk begint met een deel waarin Judt vertelt over zijn leven. Op een gegeven moment intervenieert Snyder dan met een vraag of een tegenwerping vanuit zijn eigen expertise, waarna zich een geestrijke dialoog ontwikkelt over de geschiedenis en de tegenwoordige tijd, overlopend van zowel intelligente als elegante inzichten.
Een ideeëngeschiedenis
Tony Judt is van geboorte Brits, later verhuisd naar Amerika, maar een kind van uit Oost-Europa geëmigreerde marxistische joden. Met zo’n achtergrond moet een verweving van biografie en geschiedenis natuurlijk vruchtbare resultaten opleveren. Judt verknoopt bijvoorbeeld ‘het joodse vraagstuk’ met zijn adolescente geloof in het Zionisme en met beelden van de naoorlogse joodse gemeenschap in Engeland. Ook schetst hij de esthetisch fijnzinnige sferen van het Engeland in de jaren dertig, evenals het Cambridge van zijn studentenjaren eind jaren zestig.
In het gesprek komen zowel deze tot de verbeelding sprekende plaatsen – fin de siècle Wenen, de vallende reus Amerika nu –, als de grote twintigste-eeuwse sociale, culturele en intellectuele onderwerpen voorbij. Bijvoorbeeld de verhouding van de intellectueel tot ‘de grote en de kleine waarheden’. Grote waarheden behelzen overtuigingen over grote kwesties en doelen die offers en kleine onwaarheden vergen, terwijl kleine waarheden gaan over vast te stellen feiten:
De vraag is of je er principieel mee instemt dat de interpretatie uit naam van de toekomst wordt geformuleerd of dat je vindt dat er aan het eind van elke dag geïnterpreteerd moet worden
Moeten we alle economen vermoorden?
Een hele trits geëngageerde intellectuelen, van Zola tot Aron, wordt beoordeeld, eindigend met Tony Judt zelf. Want niet alleen was Judt historicus, het beroemdst om zijn Na de oorlog, evenzo was hij een polemisch essayist. Als een van de weinigen nam hij direct stelling tegen de Irak-oorlog en kwam hij enkele jaren geleden met het zinnige, maar uiterst controversiële voorstel om het Israëlisch-Palestijnse conflict te beslechten door beider partijen in een enkele staat te verenigen.
Iedereen die enigszins bekend is met Judts werk weet dat hij een hartstochtelijk voorvechter is van een herstel, of beter vernieuwing, van de sociaal-democratische waarden. Ook in dit werk roept hij op tot een hardnekkige verdediging van de naoorlogse verworvenheden. Het is een overbekende maar o zo belangrijke riedel: voor iedereen betaalbare gezondheidszorg en onderwijs, en een sociaal vangnet voor hen die het maatschappelijk niet kunnen bolwerken.
Ook hier schuwt hij de polemiek niet: Hayek, Thatcher en neoliberale consorten kunnen het krijgen: ‘Ik denk dat iedereen erbij gediend zou zijn als we (…) alle economen zouden vermoorden. De uitzonderingen zijn bekend, dus die kunnen we misschien gratie aanbieden.’
Wij, barbaren
Pessimistisch zijn Snyder en Judt – natuurlijk – als het gaat over het huidige kennisniveau en het gebruik van de geschiedenis. Wij zijn verworden tot Alessandro Baricco’s ‘barbaren’, die wat rondneuzen in het verleden en er, ongeacht plaats of context, uitpikken wat ons goeddunkt. We herdenken gebeurtenissen enkel nog in een vacuüm: ‘nooit meer München’, ‘nooit meer Hitler’. Maar geïsoleerd zijn dit onbegrijpelijke, enkel voor valse politieke retoriek nuttige leuzen.
Ze moeten allereerst begrepen worden in de twintigste eeuw, die hevige honderd jaar waarin zoveel draaide om ‘het uitvoeren, het uitleven van de negentiende-eeuwse manieren om te reageren op de industriële revolutie en de crisis van de massamaatschappij.’ De implicatie is duidelijk: nu alle negentiende-eeuwse ideeën zijn uitgeprobeerd, moeten we het goede zien te behouden en tevens op zoek te gaan naar nieuwe, kleine waarheden. De basis daarvoor ligt in het begrip van de twintigste eeuw, en dus in van inzicht doordrenkte boeken als deze.