Een vriendschap van toen bloeit weer op
Hoe de 21e-eeuwse lezer onledig te houden met twee dichters die meer dan een eeuw geleden geletterd Nederland enigszins op stelten wisten te zetten? In de tussentijd is onze taal meer aan verandering onderhevig geraakt dan echte volkstalen als Engels en Frans. Dat al zet Jacques Perk en Willem Kloos, om wie het hier te doen is, op achterstand. Ook door hun taaleigen, waarin het niet óp lijkt te kunnen, is het alsof ze ons weinig meer te vertellen hebben.
In het licht van de grote culturen van destijds vallen ze onder de mindere broeders van, om maar iemand te noemen, de door hen verafgode Shelley. Toch gaat het te ver ze nu maar af te schrijven. Bart Slijper, auteur ook van de biografie van de recentere dichter Jacques Bloem, is dat ook niet van plan. Werkend aan een biografie van Willem Kloos verblijdt hij ons alvast met het liefdesverhaal Onder de blauwe oneindigheid, dat in net iets meer dan honderd bladzijden past en het onderwerp toch geenszins tekort doet. De personages in dat verhaal bevolkten weliswaar een totaal andere tijd dan de onze, maar waren net zo menselijk als de lezer van nu. Komt nog bij dat zij het bestonden aan de poëzie een wezenlijke draai te geven, vooral door eindelijk voorbij te gaan aan de brave onderwerpjes waarin in die tijd door de dichtersgarde gegrossierd werd. In dienst van de Schoonheid bleef een dichterlijk pathos weliswaar ruimschoots van kracht, maar er werd geput uit bredere vocabulaire en dieper gemoed.
TachtigersDat opkikkertje in die oersaaie domineeseeuw was te danken aan de zogeheten Tachtigers. Perk, in 1881 door tbc in de kiem gesmoord (22), zou van hen de voorloper geweest zijn, zoals de ook jonggestorven Hans Lodeizen de Perk van de latere Vijftigers genoemd werd. Perk en Kloos liepen elkaar op straat tegen het lijf en de dichtersbeweging was zo goed als geboren.
Slijper maakt inzichtelijk hoe dat kon. Beiden kampten als jonge jongens met een hoop narigheid, beiden hadden een forse drive om die narigheid in daad en woord van zich af te zetten, beiden waren aangestoken door de weinig vrolijke, homo-erotische August von Platen en namen de sonnetvorm van hem over, ook al werd die op sterven na dood geacht. Met de liefde wilde het metterdaad niet erg vlotten, wat dan weer gunstig uitpakte voor het dichterswoord. Want waar het vuur onder het ene potje dreigt te doven, moet het onder het andere des te meer branden. ‘Maar ik zal heerlijk in mijn Vers herrijzen!’ dichtte Kloos.
Karakterverschillen
In het land der blinden zagen ze elkaar als een openbaring die geen weerga had. Vandaar dat de vriendschap zo ongeveer de heftigheid kreeg, zeker verbaal, van een liefde. Perk bestond het zijn vriend een envelop te sturen met daarin niets dan een lok van zijn geelblonde haar. Maar na een half jaar hield hij Kloos voor gezien: naast alle literaire verwantschap waren er te veel karakterverschillen. Perk liet in de bonte buitenwereld graag zijn hoofd op hol jagen door een passerende godin, maar Kloos, aanmerkelijk gekwetst door en kwetsbaar in het leven, koesterde vreesachtig zijn binnenwereld. Hij had meer gevoelens voor Perk, al dan niet erotisch (zoals later met de dichter Albert Verwey), dan andersom het geval was.
Het mooie is dat Slijper een serie wezenlijke levensfeiten onderbouwt aan de hand van hun gedichten en andere teksten van toen. Vooral langs die weg komt hij tot zijn verhaal, daarvoor allerlei literair-historische bronnen raadplegend. Dat leidt tot een bijna muzikale afwisseling van beschouwing en citaten. Ook doordat hij in gewone mensentaal zijn wetenschappelijke pen voert, kom je niet onder de spanning uit die de opbouw van het verhaal genereert. Er is een tijd geweest dat je niet zomaar biografisch mocht concluderen uit fictie, ook niet waar het verband tussen fictie en feit open en bloot voor de hand lag. Slijper maalt niet om dat benauwde autonomisme. Schoon gelijk heeft hij, want wat hij aanvoert heeft maximale geloofwaardigheid, zo niet bewijskracht. Daardoor gaan de dichters en het geschrevene veel meer leven. Onder de blauwe oneindigheid is typisch zo’n boekje dat niet loslaat voordat het uit is. Gezien het niet onmiddellijk aansprekende onderwerp is dat geen geringe prestatie.