Boeken / Fictie

Ongebalanceerd geheel

recensie: Paul Auster (vert. Ton Heuvelmans) - Sunset Park

Is Auster het kwijt? Het talent lezers mee te slepen in onvergelijkbare universa waarin het alledaagse vreemd wordt en het vreemde alledaags? Je zou het bijna denken na de kritieken die Sunset Park heeft ontvangen. Zo verweet Rob van Essen (NRC) de auteur amateurisme, terwijl Naïma Azough tijdens de door SLAA georganiseerde Auster-avond de liefdeloosheid benadrukte waarmee de personages in Sunset Park beschreven worden.

 

Al die kritiek is niet geheel ongegrond: Sunset Park valt tegen. Als maatschappijkritische Amerikaanse roman die de misère na acht jaar George W. Bush wil schetsen, haalt Sunset Park niet het niveau van Franzens Freedom. En als typische Auster-roman – waarin alle favoriete elementen aanwezig zijn: New York, een introverte boekenwurm, een handvol excentriekere personages en een flinke dosis absurde en ontroerende alledaagsheid – haalt Sunset Park het helaas niet bij Austers eerdere werk.

 

Afstand

Het eerste probleem is de grote afstandelijkheid van hoofdpersonage Miles Heller. Een trauma dient als verklaring voor zijn kilte. Miles worstelt in stilte met enorme schuldgevoelens over de dood van zijn stiefbroer. Bij wijze van boetedoening stopt hij met zijn studie en keert hij van de ene op de andere dag zijn ouders en stiefouders de rug toe. Hij vertrekt naar Florida. De enige baan die hij daar kan krijgen is het ontruimen van verlaten huizen van mensen die hun hypotheek niet konden betalen.

 

Zo opent het boek, met het beeld van Miles die achtergelaten spullen fotografeert. Met zijn toeschouwersblik en camera legt Miles het allemaal vast: de machteloze woede waarmee mensen het huis waarin ze zo veel jaren hebben gewoond toetakelen, inclusief alle dingen die ze in die jaren hebben verzameld. Het is een ijzersterk begin, omdat het in enkele pagina’s zowel de ellende van de kredietcrisis als het opgesloten verdriet van Miles en diens afstand tot de wereld om hem heen weet te vangen.

 

Het is doodzonde dat vervolgens een minderjarig Cubaans vriendinnetje wordt opgevoerd op wie Miles tot over zijn oren verliefd is. Ja, ze houdt net als hij van literatuur, maar verder komen we over deze Pilar vooral te weten dat ze zich uit angst voor zwangerschap niet in haar ‘mamagaatje’ (het origineel, mommy hole, is even erg) wil laten nemen. Met die tenenkrommende seksscène aan het begin van de roman verspeelt Auster alle sympathie die je voor Miles (en Pilar) zou kunnen voelen.

 

Blikjesman

Wat wel sterk is, is het portret van Miles’ vader, Morris, die niet alleen te kampen heeft met het verdriet om zijn verloren zoon, maar ook met het dreigende faillissement van zijn kleine uitgeverij. In zijn fantasieën is hij al gereduceerd tot een anonieme zwerver, de ‘Blikjesman’, een man die alles verloren heeft. Morris’ verlies is niet dat van een failliete Wall Street-bankier, zijn verlies is geestelijk: hij koestert weinig hoop dat de menselijke relaties die hem ontnomen zijn nog hersteld kunnen worden, noch dat de schoonheid van kunst en literatuur behouden kan blijven in barre economische tijden. Hij heeft zich voorgenomen om indien zijn uitgeverij failliet gaat een boek te schrijven getiteld Veertig jaar in de woestijn: het uitgeven van literatuur in een land waar niemand van boeken houdt.

 

Literatuur en intieme relaties worden daarmee door Auster neergezet als uitdovende lichtpuntjes in een door kapitalisme verdorven wereld. De leegte van de dingen is een doorlopend thema in de roman. Zo beslist de verlegen Ellen Brice, kunstenares en makelaar, op een goede dag dat ze niet langer spullen en gebouwen wil tekenen, maar lichamen. Ze doorbreekt daarmee haar afstandelijke houding tot de wereld om haar heen en komt eindelijk tot leven. Bij Miles is van zo’n doorbraak nauwelijks sprake. Er is veel wanhoop in Sunset Park en zelfs een kleine rebellie tegen de status quo, het krakersverbond van enkele straatarme artistieke vrienden van Miles, is gedoemd te falen.

 

Zwakke Auster, maar toch…

Auster heeft veel te zeggen in Sunset Park. Te veel. Hij is altijd al een meester geweest in het weergeven van trauma, maar maatschappijkritiek is niet zijn forte. De combinatie van psychologisch inzicht en maatschappelijk engagement had kunnen werken als hij niet per se zo veel personages op had willen voeren. Naast verloren zoon Miles Heller en zijn vader Morris laat Auster ook Miles’ moeder (en actrice) Mary-Lee Swann, zijn stiefouders en overleden stiefbroer, en zijn artistieke krakersvrienden Bing Nathan, Ellen Brice en Alice Bergstrom aan het woord. Om daarbij ook nog een beeld van Amerika na de kredietcrisis te schetsen én de houding van Amerikanen tegenover kunst te bekritiseren, is wat te veel van het goede voor iets meer dan tweehonderd pagina’s. Het gevolg is dat verhaallijnen worden afgeraffeld, personages niet tot hun recht komen en de symboliek er soms te dik bovenop ligt.

 

Auster laat de lezer een heleboel dingen zien, terwijl hij de lezer slechts bij vlagen die dingen ook laat voelen. En toch, de momenten waarop hij dat doet trekken je zo in de roman dat je lange tijd de lotgevallen van Miles en de anderen niet van je af kunt schudden. Op die momenten kun je het niet anders dan innig eens zijn met Auster-fan van het eerste uur Christine Otten: ‘Sunset Park is niet Austers beste roman, maar zelfs een matige Auster is nog meer dan de moeite waard!’