Leven, werk en vrienden van Mari Andriessen
Iedereen kent wel een beeldhouwwerk van de Haarlemse kunstenaar Mari Andriessen (1897-1979) in de openbare ruimte. Of het nu De Dokwerker in Amsterdam is, of het beeld van Cornelis Lely op de Afsluitdijk. Monumentale beelden zijn het, net als zijn verzetsmonumenten in Heemstede, Putten, Enschede en Scheveningen. Andriessen heeft echter veel meer gemaakt: kleine beelden, penningen, tekeningen, schetsen/voorontwerpen, eerst met potlood en houtskool, later ook met balpen. Die tekeningen zijn nu voor het eerst te zien op de tentoonstelling Dicht bij Mari Andriessen in Verwey Museum Haarlem.
Voor alles beeldhouwer
Het zijn mooie tekeningen, daar niet van, maar Mari Andriessen is toch voor alles beeldhouwer geweest. Niet voor niets staat het gipsmodel van De Dokwerker in het hart van de eerste zaal, op een ’bok’ uit zijn eigen atelier, waaruit meer objecten zijn te zien. De teksten in deze zaal gaan in op de manier waarop de beelden technisch tot stand kwamen. Eerst was er een model in de dubbele betekenis van het woord. In het geval van De Dokwerker (1951-‘52) was dat de forse Haarlemse timmerman Willem Termetz die zijn mannetje stond. Dan maakte een technisch specialist een vergroting in gips en tenslotte ging in dit geval bronsgieterij Binder uit Haarlem aan het werk.
Indrukwekkend om te zien is hoe de vorm de inhoud vaak bevestigt. Dat was bij De Dokwerker het geval, maar bijvoorbeeld ook bij het bekende beeldje van Anne Frank (1975) op de Amsterdamse Westermarkt. Op een tekstbordje wordt gewezen op het onrijpe, haast onvoltooid overkomende van de frêle én fiere beeltenis van de vermoorde Anne Frank. De voorstudies die te zien zijn, worden zonder verdere aanduiding getoond, omdat ze eigenlijk voor zich spreken: handen, meisjeskopjes, een cellospeler, moeder en kind.
Brede context
Instructief is de context die wordt gegeven: een stamboom van de kunstzinnige familie Andriessen, de leraar van Mari, Jan Bronner, zijn vrienden, waaronder Godfried Bomans en de beeldhouwer en verzetsheld Frits van Hall en Andriessens enige leerling: Theo Mulder (1928-2017). Hier wordt fijntjes opgemerkt dat prinses Beatrix, die immers ook beeldhouwt, in 1970 bij een bezoek aan Andriessens atelier aanwijzingen van de meester afsloeg. Een meester die overigens lang niet altijd zeker was van zichzelf, en op het eind van zijn leven werd geholpen door zijn leerling Mulder.
Tot de context behoren ook portretten van Mari Andriessen door andere kunstenaars, zoals Willem Hofker (1924) en Otto B. de Kat, die hem vanaf de Tweede Wereldoorlog tot ca. 1978 afbeeldde, een jaar voor Andriessens overlijden. Interessant tenslotte is een foto van de leden van de Haarlemse sociëteit Teisterband, die in de kelder van Café Brinkmann op de Grote Markt bijeenkwam.
Mari Andriessen en Kees Verwey
Interessant is ook Andriessens vriendschap met de kunstschilder Kees Verwey (1900-1995), die net als Andriessen uit een kunstzinnige familie kwam. Naar Verwey is het stadsmuseum in het voormalige St. Elisabeth Gasthuis genoemd. Een museum dat nogal eens van naam veranderde: Historisch Museum (2005), Museum Haarlem (2015) en nu dus als eerbetoon aan de kunstenaar Verwey Museum Haarlem (september 2022). Op de bovenste verdieping is tot 13 februari 2023 de tentoonstelling De stille liefde van Kees Verwey te zien. We kennen zijn schilderijen van exposities in het Frans Hals Museum (locatie Hal), maar het is leuk om de gelegenheid te baat te nemen en nu eens op zoek te gaan naar overeenkomsten tussen het werk van Andriessen en Verwey, afgezien van het materiaal waarmee ze werkten.
Deze overeenkomsten geven zich niet zomaar prijs, maar ze zijn er wel: in de lossere en vrijere toets van de late Verwey en in het vergelijkbare, vrijere, ruimtelijke en zich weinig in details verliezende werk van Andriessen na ca. 1930. Vanaf die tijd was hij niet meer opgesloten in de iconografie van de rooms-katholieke beeldende traditie. Een traditie die onder meer valt te zien in zijn beelden en altaren in wat na de restauratie nu de KoepelKathedraal Haarlem heet (voorheen St. Bavo).
Van Verwey valt een voorjaarsboeket uit 1954 te zien, nog helemaal in klassieke stijl. Dan is er een schilderij uit 1975 waarop hij zijn atelier schilderde, met een sfinxkop. En uiteindelijk ook een vroeg zelfportret dat hij in 1995, het jaar van zijn overlijden weer oppakte. Met portretteren had hij verder niet zoveel, met kijken des te meer. Net zoals Andriessen: goed kijken en het model trachten te doorgronden. Niet altijd tot genoegen van dat model. Maar wel van de kijker op de twee kleine, mooi samengestelde en vormgegeven tentoonstellingen.