Groundhog Day voor intellectuelen
Dautzenberg onderzoekt ritme en taal in Aslast.
Ik klap het boek dicht en kijk verwonderd naar de voorkant. Meer nog dan het ongebruikelijke woord dat de titel vormt, bevreemdt mij de term roman. Ik las afgelopen jaar romans van onder anderen Manon Uphoff en Gerda Blees. Prachtig geconstrueerde prozawerken vol intermenselijke relaties, culturele achtergronden, scherpe ideeën over menselijke vorming en beslissingen. Maar niets van dat alles in dit boek.
Van uiterlijke ruimte naar innerlijke ruimte
Dit boek bestaat uit een kort verhaal van zes bladzijden dat keer op keer wordt herhaald. Soms met minieme veranderingen, soms met substantiële wijzigingen. Groundhog Day voor intellectuelen. Het verhaal gaat over een man, aangeduid met enkel de letter P., in een verder lege treinwagon. Hij wrijft de restjes slaap uit zijn ogen, voert enkele ogenschijnlijk onbenullige handelingen uit. Aan het einde leest hij in een dichtbundel en worden zijn oogleden zwaarder. In het eerste deel kijkt de man veel naar buiten. De paragrafen die beschrijven wat buiten allemaal te zien is, staan vetgedrukt op de pagina’s. In het tweede deel staan die paragrafen juist lichter en lichter gedrukt, totdat ze helemaal verdwenen zijn en alleen hun lege ruimte op de bladspiegel is overgebleven. Het tweede deel focust dus op ‘de innerlijke ruimte’ en eindigt dan ook met een spirituele ervaring voor P. “alsof hij in contact staat met een hogere macht”.
Die ervaring komt overigens uit de interactie met een “Mondriaan-achtige tekening”, waarvan de blauwe rechthoeken een hand vormden. In het derde en laatste deel zijn de blauwe rechthoeken verdwenen uit de wandversiering. Ze nemen in steeds donkerder blauw de plaats in van de in deel twee verdwenen paragrafen.
De omroeper & verandering in herhaling
Uit deze summiere weergave van het boek is al duidelijk te zien dat het onder andere gaat over kunst, en over kijken, en over ervaren. Heel belangrijk is het ritmische aspect van dit boek. Dat is inhoudelijk met het slaap-waak en dag-nacht ritme, de afwisseling binnen-buiten, licht-donker, het herhalen van handelingen door P. op het ritme van zijn ademhaling. En – naar we ons kunnen voorstellen – het ritmisch voortdenderen van de trein. Daarnaast is de tekst zelf één groot ritme in dit boek. De afwisseling van vetgedrukt en regulier gedrukt, van uitzicht en handeling, van verdwijnen en verschijnen. In de woorden van de tekst: “veranderingen worden pas manifest door de herhaling”.
Dit citaat komt overigens uit een tussen aanhalingstekens weergegeven mededeling waarmee het verhaal begint. Ieder verhaal een andere mededeling. Het is niet moeilijk om hierin de omroeper van de trein te zien, hoewel de inhoud erg vreemd is voor een omroeper. In het derde deel bestaan de mededelingen zelfs grotendeels uit citaten van de mystica Hadewijch. Deze ‘omroeper’ spoort bijvoorbeeld aan om van het uitzicht te genieten, of om gebruik te maken van de ruimte. Op het gedrag van P. lijken deze aanwijzingen weinig tot geen effect te hebben. Wellicht, zo denk je na een tijdje, zijn deze aanwijzingen vooral voor mij als lezer bedoeld.
Dat roept de vraag op wie hier aan het woord is en wie het verhaal eigenlijk vertelt. Dat sluit aan bij de expliciete aandacht voor taal. P. bekijkt steeds het woord “Noodrem” (een optie die in het leven altijd aanwezig is), maar kan de tekst daaronder niet lezen van veraf, ook niet met dichtgeknepen ogen. En de keren dat hij besluit erheen te lopen, blijkt het geschreven in een taal die hij niet begrijpt.
Over verlossing & het rondspetteren in een roman
De drie delen hebben de ‘titels’: “∙ ∙ ∙”, “- – -“, “∙ ∙ ∙”. Inderdaad: het noodsignaal Save Our Souls in morsecode. Wat niet alleen aansluit bij het ritmische spel met het talige en visuele karakter van de tekst, maar ook bij de in de loop van het boek steeds explicieter wordende spiritualiteit en hang naar verlossing.
Een ongewoon boek, dat we misschien eerder een conceptueel gedicht zouden moeten noemen dan een roman. Afgelopen jaar zei Maxim Februari als onderdeel van het antwoord op een vraag na zijn Huizinga-lezing: Zeker voor romans geldt het dat ze een plek moeten bieden waarbinnen lezers met name vitaal kunnen rondspetteren.
En in die zin is dit boek een roman. Ja, helemaal.