Film / Achtergrond
special: In gesprek met José Luis Guerín

‘De dromer houdt alleen van datgene wat hij heeft verloren’

.

Tijdens het afgelopen IFFR draaide José Luis Gueríns En la ciudad de Sylvia, een film die op subtiele wijze speelt met de ambigue aantrekkingskracht die mannen voelen voor vrouwelijke schoonheid. De film weet in zijn verloop een mooi beeld te schetsen van romantische dwalingen in een vreemde stad. 8WEEKLY sprak tijdens het festival de regisseur over zijn interesse voor de stad als speelveld van vluchtige sensaties en zijn voorliefde voor oude films.

Een opvallend kunstwerk tijdens de laatste Biënnale in Venetië was de installatie Las mujeres que no conocemos (‘De vrouwen die wij niet kennen’) in het Spaanse paviljoen. In een donkere ruimte waren op verschillende schermen zwart-wit-beelden te zien van vrouwen, terwijl flarden van klassieke muziek vermengd met jazz de ruimte een filmisch karakter gaven. Schimmige verschijningen lopend door steden, een in sepiatinten gevangen vrouw die op bepaalde momenten kort in de camera keek om de relatie met de kijker te verzegelen. De installatie was bedacht door de Spaanse filmmaker José Luis Guerín, die een ruimte had gecreëerd waarin de vluchtigheid en ongrijpbaarheid van eerste blikken keer op keer werd herhaald.

Scene uit En la ciudad de Sylvia
Scene uit En la ciudad de Sylvia

In het verlengde van deze installatie liggen zijn films Unas fotos en la ciudad de Sylvia en En la ciudad de Sylvia. De eerste (geluidloze) film kan gezien worden als een voorstudie voor En la ciudad de Sylvia. In die film wordt een jonge reiziger gevolgd terwijl hij een vreemde stad verkent. Deze naamloze jongeman is op het eerste gezicht een wereldvreemde romanticus met artistieke pretenties. We zien hem aandachtig kijken naar vrouwen die door de straten lopen of op terrasje zitten in de zomerzon. In zijn notitieboekjes maakt hij aantekeningen en schetsen. Opeens ziet hij een vrouw die hij denkt te herkennen. De film volgt hem vervolgens door de straten terwijl hij haar obsessief achtervolgt. De film heeft de voyeur en de flaneur als onderwerp, en de toeschouwer is in Gueríns film de getuige die mee dwaalt door de stad. Tijdens een geanimeerd gesprek met Guerín op het IFFR wisselt de filmmaker met een bescheiden en erudiet gemak van het ene onderwerp naar het andere.

Toen ik je werk zag op de Biënnale dacht ik dat je voornamelijk een kunstenaar was die iets met film deed. Zie jij jezelf meer als een filmmaker of een mediakunstenaar?
Laat ik voorop stellen dat ik voornamelijk een filmmaker ben en dat ik het geluk had om te worden uitgekozen voor het Spaanse paviljoen in Venetië. Het gaf mij de kans om te experimenteren met de relatie tussen fotografie en film, en om ook terug te keren naar de oorsprong van de cinema. De installatie was eigenlijk geïnspireerd door de werken van Edward Muybridge en Jules Marey die in de negentiende eeuw experimenteerden met fotografie als middel om beweging te vangen. Ik vind foto’s fascinerend omdat ze vluchtigheid tastbaar maken in een beeld. Het gevangen moment heeft iets ongrijpbaars en dat is wat je ervaart als je al die gezichten ziet in die installatie. In plotselinge flitsen doemen ze op en verdwijnen ze, terwijl je achterblijft met een sensuele herinnering.

Er is een sterke overeenkomst in de thematiek van je installatie en de twee films die in Rotterdam te zien zijn.
Dat klopt. Ik zie de installatie en de twee films dan ook als een triptiek waar bepaalde thema’s de basis van vormen. Er is het thema van vluchtigheid gekoppeld aan het ideaal van schoonheid. Daarnaast is er de figuur van de flaneur die ook een toeschouwer is of een voyeur. Een persoon die gevoelig is voor de beelden die hij ziet. De flaneur is ook een figuur die opkomt tijdens het ontstaan van de moderne steden in de negentiende eeuw. En dan zijn er de vrouwen die worden waargenomen door de flaneur.

Je zou haast kunnen zeggen dat je in je film een soort typologie van schoonheid probeert te maken.

~

Ik ben gefascineerd door de relatie tussen portretten in de schilderkunst en de compositie van filmbeelden. Het werk van Velasquez of Manet is naar mijn menig erg cinematografisch. Het gaat uiteindelijk om het vangen van een lichaam of een gezicht op een pakkende wijze. Als ik terugdenk aan de films die mij geraakt hebben dan herinner ik me vaak alleen de beelden en niet zozeer de verhalen. Ik moet dan denken aan de relatie tussen veel regisseurs en de actrices die ze filmden. Zoals Josef von Sternberg met Marlene Dietrich, Charles Chaplin met Paulette Goddard of Roberto Rossellini en Ingrid Bergman. In al die voorbeelden was er een bijzondere band tussen de filmmaker en zijn vrouwelijke protagonist, die tot uiting kwam door een beeld dat door beiden werd gecreëerd op het witte doek.

Het verbaast me dat je veel regisseurs noemt die ten tijde van de zwijgende film of net daarna bekend zijn geworden. Als ik kijk naar recentere films deed En la ciudad de Sylvia me ook sterk denken aan Eric Rohmers L’amour l’après-midi (1972).
Rohmer is naar mijn mening een uniek figuur binnen de Cahiers du cinema-groep die opvalt door zijn bescheidenheid en de wijze waarop hij zich kan verplaatsen in individuen. De kleinburgerlijke conflicten die worden behandeld in zijn films zouden banaal kunnen zijn, maar hij weet ze boeiend te maken en zelfs een filosofische diepgang mee te geven. Met Robert Bresson is hij voor mij een van de grote Franse cineasten.

Ik heb ook begrepen dat je les geeft aan de filmacademie.

~

Ik zie het niet zozeer als lesgeven in de klassieke zin. In het academische discours zie je vaak dat een theoretische hokjesgeest de dynamiek en de vitaliteit van cinema vervangt, en dat is naar mijn mening een doodsteek. Mijn lessen zie ik meer als een dialoog met startende filmmakers. Ik vind het erg belangrijk dat mensen de juiste culturele bagage meekrijgen wat cinema betreft. Zo toon ik tijdens mijn colleges Rohmers korte film La Boulangère de Monceau als een voorbeeld van een film die is gemaakt met eenvoudige middelen. Rohmer toont je hoe je ondanks technische beperkingen toch iets kan maken met een sterke lading. Maar het is zeker niet mijn streven om een school of paradigma voor te trekken. Ik wil de leerlingen helpen in hun cinematografische ontdekkingstocht. De filmkennis van de huidige generaties begint bij Tarantino, terwijl er natuurlijk nog zo veel meer te ontdekken is. Ik vind dat filmmakers de geschiedenis en de context moeten kennen om zo een smaak te ontwikkelen. Het levert zo een fundament voor een filmische argumentatie die tot uiting komt in hun films.

Ondanks je wantrouwen tegenover theorie zie ik wel een fascinatie voor bepaalde denkers in je werk. Kijkend naar En la ciudad de Sylvia moest ik gelijk aan de Duitse theoreticus Walter Benjamin denken en ook aan de Fransman Guy Debord. Beide denkers waren gefascineerd door het dwalen door de stad en dat element komt ook sterk terug in je film.
Benjamin en zijn invloedrijke en onafgemaakt Passagenwerk is inderdaad op een bepaalde wijze van invloed geweest. Ik ben geïnteresseerd in de wijze waarop de moderniteit onze manier van kijken heeft veranderd. Denk daarbij ook aan Charles Baudelaire, die in zijn gedichten schreef over het vluchtige verlangen als een conditie die werd veroorzaakt door de veelvuldige sensaties van het moderne metropool. Het past binnen de opkomst van het modernisme als een artistiek programma en ik zou het breder willen zien dan puur theoretisch. Een schilder als Édouard Manet, wiens oeuvre ik ook citeer in mijn film, en de surrealist André Breton en zijn roman Nadja zijn ook van invloed geweest op deze film.

Het perspectief in je film is vooral mannelijk. Gedeeltelijk worden vrouwen getoond vanuit de blik van de protagonist, maar gaandeweg wordt dit perspectief ambigu. Wat kan je vertellen over het perspectief van de hoofdpersoon?
Als een man kijk ik natuurlijk ook deels vanuit dat perspectief, maar ik wil het zeker niet zien als puur seksistisch. De film poogt de problemen duidelijk te maken die besloten liggen in gedrag dat je voyeuristisch kunt noemen. Deels koppel ik dit aan een romantische ideaal zoals dat ook naar voren kwam in mijn installatie in Venetië. De vrouwen die wij plotseling opmerken in hun schoonheid en die wij nooit zullen kennen vormen onze ongeleefde levens. Ik ben van mening dat dit een sterk element is in het leven van elke man. De ongrijpbare vrouw of de plotselinge verschijning. Als je dit vanuit een breder perspectief ziet kom je bij de figuur van de muze terecht en in mijn werk verwijs ik ook naar kunstenaars die vielen op een ideaalbeeld zoals Dantes Beatrice en Petrarca’s Laura. In het leven van elke man vormt het een wenselijke illusie en tegelijk een metafoor van het lot.

In de film reageert de geïdealiseerde vrouw uiteindelijk op het perspectief van de man. In hoeverre zijn het beeld en de werkelijkheid twee verschillende domeinen?
Er is een conflict met de droom van de protagonist. De vrouw heeft een eigen stem en uiteindelijk wordt daarmee het ideaalbeeld gedeconstrueerd. De dromende hoofdpersoon gaat vervolgens weer op zoek naar een ander. Vanuit zijn geïdealiseerde perspectief moet schoonheid ongrijpbaar blijven. De dromer houdt alleen van datgene wat hij heeft verloren.

Zijn de film en de amoureuze dwaling autobiografisch?

Scene uit En la ciudad de Sylvia
Scene uit En la ciudad de Sylvia

Een probleem met een film of een boek in relatie tot de maker is dat er altijd een link wordt gelegd tussen het fictieve personage en de maker zelf. Vaak is deze relatie overtrokken. Neem als voorbeeld de romantische passages uit Prousts À la recherche du temps perdu, waarin hij bepaalde vrouwen beschrijft vanuit een romantisch ideaalbeeld, terwijl Proust een homoseksueel was. In mijn specifieke geval is deze film ontstaan als een reactie op mijn eerdere documentaire En construcción (2001). Die film maakte in Spanje veel los omdat hij ging over grootstedelijke problematiek. Ik besloot om een totaal andere kant op te gaan. Ik merkte dat filmmakers die sociale problemen willen behandelen automatisch in een hokje worden geplaatst. Daarom zei ik tegen mezelf: ik ga een speelfilm maken over mooie vrouwen. Maar als je goed oplet zit er in En la ciudad de Sylvia ook een sterke kritische laag die stedelijke problematiek aankaart. Er zijn botsingen tussen de romantische visie van de jongen en de werkelijkheid om hem heen. Als kijker krijg je de kans om deze verschillende facetten te ontdekken in de film.

In de film wordt een ondergeschikte rol gespeeld door verschillende personages die steeds opdoemen. Een immigrant verkoopt bloemen op straat en een Afrikaan probeert souvenirs aan de man te brengen. Wat is hun functie in relatie tot het verhaal van de romantische protagonist?
Zijn vormen naar mijn mening een ander verhaal en een andere werkelijkheid waar de jongen in zijn voyeurisme compleet blind voor is. Ze staan ook symbool voor sociale trends die je ziet in de meeste Europese steden. Een globalisering van het stedelijke gebied die in werking wordt gezet door migratie en de wijze waarop mensen proberen rond te komen. Hun levens hebben een dagelijkse routine die je ook ziet in de film, terwijl de jonge hoofdpersoon zorgeloos door de stad dwaalt.

Ik zag dat je voor Unas fotos en la ciudad de Sylvia ook beelden hebt gemaakt in Nederland. Heb je een speciale band met dit land?
Ik voel me hier erg op mijn gemak en ik hou van de Nederlandse steden en het Nederlandse licht. Ik ben ook een groot bewonderaar van de Nederlandse schilderkunst. In het bijzonder de 17de-eeuwse schilder Pieter Jansz Saenredam, die op een prachtige wijze licht kan schilderen. Zijn serene kerkinterieurs zie ik ook als een van de inspiratiebronnen voor mijn films.