Boeken / Non-fictie

Controversieel, maar broodnodig

recensie: Taner Akçam (vert. Gerrit Jan Zwier en Djuke Zwier-Houweling) - De Armeense Genocide: een reconstructie

.

De ‘Armeense kwestie’ gaat over de vraag wat er in de jaren 1915-1916 gebeurde met de Armeense bevolking van het uiteenvallende Ottomaanse rijk. De officiële Turkse lezing van deze dramatische gebeurtenis stelt dat de massamoord op de Armeniërs een bijproduct is van de Eerste Wereldoorlog. Maar die zienswijze wordt sterk bekritiseerd, steeds meer ook in Turkije. Zo moest de Turks-Armeense journalist Hrant Dink het gebruik van het woord genocide met zijn leven bekopen. Orhan Pamuk is voor zijn uitspraken omtrent dit gevoelige thema enige tijd ondergedoken geweest in het buitenland. Ook voor Taner Akçam is het leven niet eenvoudiger geworden sinds de publicatie van zijn boek. Na enkele doodsbedreigingen heeft hij zich onder extra bewaking moeten stellen. Zelfs Nederlandse politici van Turkse komaf moeten op eieren lopen, zo bleek bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer. Wat maakt die kwestie toch zo controversieel?

Minutieus te werk

Daarvoor moeten eerst de feiten op tafel komen. Taner Akçam is gaan graven in de Turkse archieven over dit onderwerp. Hij ontrafelt het spoor van de gebeurtenissen van 1915-1916 aan de hand van verslagen van Turkse parlementsbijeenkomsten, rechtszaken, krantenartikelen uit die tijd en herinneringen van diverse betrokkenen. Dat is meteen het sterkste punt van het boek. Akçam, die politiek asiel heeft gekregen in Duitsland, is een van de eerste Turkse historici die juist deze bronnen gebruikt om voorbij die uitwassen van de Turks-nationalistische ontkenning te geraken. Door minutieus te werk te gaan en allerlei bronnen te citeren, valt Akçam niet in de valkuilen van deze gevoelige discussie.

Taner Akçam
Taner Akçam

Akçam komt tot de conclusie dat de gebeurtenissen van 1915-1916 niet zo maar uit de lucht komen vallen, maar het resultaat zijn van binnenlandse en buitenlandse factoren. Het Ottomaanse rijk strekte zich in zijn hoogtijdagen uit van de Balkan tot aan het Midden-Oosten. Dat rijk was echter aan het krimpen; een proces dat al meer aan dan een eeuw bezig was. De Turken waren binnen dit Rijk de dominante en bevoorrechte bevolkingsgroep. Eeuwenlang konden moslims en christenen weliswaar met elkaar samenleven, maar altijd met dien verstande dat christenen tweederangs burgers waren. Doordat de Turkse positie onder druk kwam te staan en hun grondgebied op dramatische wijze was geslonken, voelden de Turken zich bedreigd. Deze angstgevoelens werden ook aangewakkerd door de buitenlandse mogendheden. Engeland, Frankrijk en Rusland, allen landen met christelijke bevolkingen, vergrootten de tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in het Ottomaanse rijk. De Armeniërs, een overwegend christelijke bevolkingsgroep, werden van deze ontwikkeling het slachtoffer. Uit angst voor een eventuele versterking van de macht van de Armeniërs begingen de islamitische Ottomanen enkele anti-Armeense pogroms.

Ook van binnenuit

Naast deze buitenlandse inmenging was er ook een binnenlandse machtstrijd gaande. In 1908 werd de constitutionele monarchie en gelijke rechten voor alle onderdanen hersteld. In die tijd kwam de Partij voor Eenheid en Vooruitgang (PEV) aan de macht; een partij die aanvankelijk liberale ideeën nastreefde. In 1913 pleegde de extremistische vleugel van deze partij een staatsgreep, waardoor aanhangers van het idee een homogene Turkse natie te vormen de partij ging domineren. Alle Turken tussen de Bosporus en Centraal Azië moesten zich verenigingen onder de Turkse vlag. De Armeniërs werden hierbij als een belemmering beschouwd.

Dan is begin 1915. Het Ottomaanse rijk zit enorm in de knel. Aan beide kanten van het Rijk leden ze gevoelige verliezen. Het besluit tot de massale deportatie van de Armeniërs om zodoende een etnisch-homogene natiestaat te creëren werden in die omstandigheden genomen. Het moest een definitieve oplossing van de Armeense kwestie opleveren. De beslissing werd echter wel in het geheim genomen. Het Turkse leger was er niet bij betrokken. De uitvoering lag in handen van de Speciale Organisatie dat onder rechtstreeks gezag van de PEV stond. De plaatselijke bevolking werd medeplichtig gemaakt aan plundering op straffe van ophanging.

Nationale helden

Pas aan het einde van de Eerste Wereldoorlog wordt de omvang van de misdaden duidelijk. Hoewel Akçam geen juridisch bewijs van genocide heeft kunnen vinden – de besluiten werden immers in het geheim genomen – toont zijn werk hoe de overduidelijke veronachtzaming van de toenmalige autoriteiten voor de Armeense bevolkinggroep heeft kunnen leiden tot een dergelijke massale vernietiging. Hij verklaart eveneens waarom het huidige Turkije zo gepikeerd reageert op aantijgingen van genocide. Vele daders van de volkerenmoord speelden later een rol bij de Turkse onafhankelijkheidsoorlog. Een staat die nog zo jong is vindt het moeilijk zijn helden van het voetstuk te stoten.

De gevolgen van de gebeurtenissen hebben tot op de dag van vandaag hun repercussies. De Armeense kwestie blijft nog steeds een splijtzwam tussen de Europese Unie en Turkije. Ook in Nederland blijft het een moeilijke zaak. Om die reden is het belangrijk dat dit taboedoorbrekende boek verschenen is: het geeft inzicht in de kwestie en biedt nuance om over dit onderwerp vrijuit te kunnen discussiëren.