Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Alissa York

Het mysterie tolereren

“Ik heb een fascinatie voor de donkere kant van de mens.” zegt de Canadese schrijfster Alissa York met een veelzeggende glimlach niet lang nadat we ons gesprek zijn begonnen. Aanleiding van het interview is haar tweede roman Vreemde ogen, die onlangs zijn wereldpremière beleefde bij Meulenhoff. Haar debuutroman Mercy werd in Canada onmiddellijk een bestseller en de verhalenbundel Any Given Power werd bekroond met verscheidene literaire prijzen.

Donker en onheilspellend is Vreemde ogen zeker te noemen. Het verhaal speelt zich af in Utah in 1867, gedurende de vestiging van de Europeanen in het beloofde land Amerika. We maken kennis met het zonderlinge meisje Dorrie, dat zich niets kan herinneren van haar vroege jeugd voor ze herstelde van een ziekte. Toen ze veertien was werd ze door haar ouders uitgehuwelijkt aan de mormoon Erastus Hammer. In ruil voor haar hand kreeg Dorrie van hem een schuur en materiaal om zich te wijden aan het opzetten van de geschoten dieren die hij thuisbracht. Het is haar grote passie. Dorrie verblijft dag en nacht in haar schuur en werkt onafgebroken aan het opzetten van de dieren. Van de rivaliteit tussen de andere vrouwen trekt Dorrie zich niets aan, noch van de kinderen die er in het huis rondlopen. Onafgebroken werkt ze aan haar nieuwste project: het opzetten van een wolvengezin. Dan komt Bendy, een slangenmens en paardenfluisteraar bij het gezin wonen. Dorrie en Bendy voelen zich tot elkaar aangetrokken, met alle gevolgen van dien.

Intens boek

~

Vreemde ogen is een intens boek, dat je meteen aanvliegt en niet meer loslaat. Het beschrijft zonder blikken of blozen het barre leven in die tijd. Alissa York schrijft hard, compromisloos en ruw. Ik vraag aan Alissa of dat intense haar stijl is: “Ik denk dat het mijn stijl is, hoewel het niet echt een bewuste keuze is. Toch heb ik een neiging naar het donkere in plaats van het lichte. Ik kan wel wijzen naar de draden van licht die in mijn romans zitten, maar ik denk dat ik toch getrokken wordt naar de donkere kant, ook in andere vormen van kunst. Ik heb gewoon een serieuze geest, hoewel mijn persoonlijkheid niet alleen maar serieus of donker is. Ik probeer altijd een balans te zoeken tussen hoop en wanhoop in mijn leven. Voor mij gaat dit verhaal bijvoorbeeld over verschrikkelijke dingen die mensen elkaar aan kunnen doen, maar meer nog gaat het over overleven. Over hoe mensen overleven, wat ze hebben meegemaakt, waar ze getuige van zijn geweest. Waar bestaat die kracht uit die ons in staat stelt als ras te overleven, als wezens, als individuen. Die verhalen vertellen trouwens ook over de mensen die het niet redden, ik vind dat we ook aan hen aandacht moeten schenken. Het komt oneerlijk op me over om alleen de verhalen te vertellen van de helden.”

Hammer schiet zijn dieren niet zelf; niemand weet dat hij langzaam blind wordt. Voor de jacht heeft hij een Indiaan in dienst die huis en haard heeft verloren aan de kolonisten en zijn afkomst heeft verloochend. Het overlevingsinstinct van deze Indiaan is heel sterk, zo sterk dat hij zijn kennis misbruikt voor het doden van dieren voor een blanke ‘meester’. In zekere zin heeft hij zich afgekeerd van zichzelf, doet hij dingen die objectief gezien vreselijk zijn. Kun je beter overleven door je van jezelf af te keren? “Mijn kernfilosofie laat zich samenvatten door de idee van afscheiding of dissociatie. Ik denk dat het kwaad kan ontstaan zodra we onszelf van anderen afscheiden. Mensen vragen mij vaak waarom ik bijvoorbeeld zo geïnteresseerd ben in religie, maar als je God scheidt van het zelf en je plaatst Hem buiten jezelf dan vraag je om moeilijkheden. Dit gebeurt zodra we zeggen: jij bent mij niet. Dan kunnen we elkaar van alles aandoen; het eerste wat daarvoor nodig is, is het zelf van het zelf te scheiden. De Indiaan, de spoorzoeker, uit de roman is eigenlijk een geest. Hij bestaat tussen twee werelden in, er is bijvoorbeeld een punt in het boek dat hij voelt dat zijn ziel hem verlaat en hij is eigenlijk ook een levende dode.”

Religie en mormonen

Dit boek is, net als Yorks eerste roman, religieus in de zin dat het een heel gelovig polygaam huishouden onder de loep neemt. Dit gebeurt heel kritisch. Kan religie ook leiden tot positieve dingen? “Ja, natuurlijk. Ik praktiseer zelf geen religie, ik ben wel heel spiritueel in de zin dat ik de mystiek van het leven ervaar. De aard van het universum is volgens mij mystiek en dat kun je niet bevatten, daarom laat ik het met rust. Ik heb een citaat in mijn schrijfkamer hangen: ‘a tolerance for mystery invigorates the imagination and it is the imagination that shapes the universe’ en daar ben ik het hartgrondig mee eens. Toen ik aan mijn vorige boek werkte, ging ik soms naar de mis. Op een dag zat er in de rij voor me een man; de manier waarop hij neerknielde om te bidden was echt prachtig. Religie is natuurlijk ook een rijk onderwerp om over te schrijven, want het gaat natuurlijk om de grote vragen van het leven. Wat mij betreft bestaat het leven uit prachtige impulsen zoals die biddende man en de grote puinhopen die we erom heen maken.”

Er zijn veel verschillende vormen geweest van het Christendom door de eeuwen heen. Zo noemen de mormonen zichzelf heiligen en zijn de ‘gewone’ christenen afvalligen. Waarom heeft Alissa ervoor gekozen over mormonen te schrijven? “Het begon allemaal met een krantenbericht in een Canadees dagblad, ik las over een gemeenschap die vandaag de dag nog bestaat: de Community Bountiful BC. Deze mormonensekte heeft zich gevestigd in de Canadese bergen en praktiseert nog steeds polygamie met hele jonge meisjes. Ze behoren tot een tak van de mormonengemeenschap in Arizona waarvan de leider onlangs is gearresteerd. Ik las dit artikel en kreeg kippenvel, wat ik altijd krijg als er ergens een verhaal in zit. Ik ging voor het eerst in mijn leven echt nadenken over polygamie. Hoe zou het zijn om zo te leven, hoe zou dat voelen? Toen ik erover ging lezen leidde dit me natuurlijk naar de geschiedenis van de mormonenkerk en een boek met de titel Wife number 19. In dat boek kwam ik voor het eerst het verhaal tegen van het Mountain Meadows bloedbad dat een grote rol speelt in mijn roman. In mijn naïviteit had ik altijd geloofd wat je werd geleerd op school, namelijk dat bloedbaden gebeuren in de zin dat blanken de Indianen hadden vermoord en andersom. Dat is tenminste het algemene verhaal, maar ik had nooit gehoord van het Mountain Meadows bloedbad waarbij gewone christenen op doortocht werden vermoord door mormonen. Het bloedbad kwam voor in meerdere bronnen en ze hadden het allemaal over zeventien kinderen die het hadden overleefd. Er was echter een bron die het had over achttien kinderen. Zodra ik dat las dacht ik natuurlijk; wat als er eentje is ontsnapt? Er zijn ooggetuigenverslagen van die kinderen. Maar wat als een van die kinderen niet is teruggekomen? Dat werd Dorrie. Ik wist meteen dat het een meisje zou zijn. Zij viel eigenlijk samen met een ander personage dat al een tijdje in mijn hoofd zat, namelijk dat van een jonge taxidermiste. Ik zag haar voor me aan een werkbank aan het werk met een vos of een wolf. En dan neemt het verhaal je aan de hand; een polygaam huishouden, Dorrie als één van de vrouwen, zou het dan niet leuk zijn als haar man een jager was?”

Dromen

~

Dorrie wordt geplaagd door nachtmerries en ziet de gebeurtenissen in haar droom door de ogen van een kraai. Waarom deze vogel? “De kraai kwam eigenlijk voort uit de idee van het trauma en de herinnering. Ik vind het bijzonder hoe de geest dingen verstopt als ze te pijnlijk zijn om in het bewuste toe te laten. Mensen die een trauma hebben overleefd beschrijven dat vaak ook alsof ze boven hun lichaam zweven, alsof ze er van een afstand naar kijken. Dorrie zou haar herinnering dus ook geleidelijk terugkrijgen, door middel van dromen en ze zou er ook boven hangen, als een vogel. Ik dacht eerst aan een aasgier, maar dat paste niet echt bij het kleine meisje. Een kraai was veel logischer, ook omdat het een symbool van de dood is. Kraaien zijn ook heel mooi. De dood is natuurlijk op zich al een mooi symbool, want bijvoorbeeld in de Tarot staat de kaart van de dood ook voor transformatie. Haar relatie met dieren is eigenlijk zielig, want ze heeft eigenlijk het onbewuste idee dat ze de dode dieren weer tot leven brengt. Dit hangt natuurlijk ook samen met haar trauma. Het is ook ironisch, want uiteindelijk gaat ze deze jager helpen die alleen maar meer dood en verderf zaait. Maar ze is ook een kunstenaar, ze is beschadigd, maar in haar kunst vind ze rust en geluk.”

Er zijn kinderen in het huishouden, maar deze worden, afgezien van de oudste zoon Lalovee, geen echte personages. Waarom gaf Alissa deze kinderen geen eigen stem? “Het eerste wat je leest als je over polygame huishoudens gaat lezen is dat de kinderen onderling inwisselbaar zijn. Alle vrouwen zorgen voor elkaars kinderen, dat vond ik interessant. Ik wilde dat de vrouwen in de roman anders zouden zijn, dat ze niet alleen maar moeder zijn. Ik vond het interessanter om bijvoorbeeld te schrijven over een vrouw die het niet zo erg vond dat haar kinderen worden overgenomen door een andere vrouw, zodat zij dan kon gaan doen wat ze leuk vond. Ik vond trouwens de relaties tussen de mannen en de vrouwen interessanter. De andere kinderen zijn anoniem. Dit was ook het geval in veel polygame huishoudens. Ik wilde ze meer in de roman weergeven als verlengstuk van Moeder Hammer, de eerste vrouw, die Zion opnieuw wil bevolken. De kinderen dus als leger Gods. Wat echt een bizarre manier van opvoeden is. Het zijn haar werkbijen. Die kinderen zijn de enige manier voor Hammers eerste vrouw om haar liefde te uiten, maar het is natuurlijk helemaal vervormd. Polygamie is gewoon een heel ondermijnend systeem voor vrouwen en kinderen.”

Hoe kwamen de verschillende vrouwelijke personages eigenlijk tot stand? “Ik had vooral een heel fysiek gevoel over hun verschillende lichamen, hun haar. Ze zijn natuurlijk de tweede collectie van Hammer, na de dode dieren. Ze zijn een statussymbool. In de mormonenkerk wordt gedaan alsof de vrouwen zusters van elkaar zijn, het gezellig hebben, steun hebben aan elkaar enzovoort. Maar in de werkelijkheid heerst er roddel en achterklap en jaloezie floreert.Ik wilde de relatie onderling beschrijven. Welke vrouwen echt volle vijanden van elkaar zouden zijn en waar ze hun individuele kracht zouden vinden. Moeder Hammer vind die kracht in haar kinderen en in het misbruiken van Hammers gevoel voor haar. Ze heeft het gevoel dat ze hem bezit en kwelt hem. Daardoor sympathiseer je als lezer met hem, voor mij werd hij in ieder geval realistischer omdat ik begon te begrijpen dat hij in staat was zijn vrouwen lief te hebben.”

Sensueel

Alissa heeft een hele sensuele manier van schrijven, sommige passages zijn heel lichamelijk en Moeder Hammer doet ook bijna frigide aan. “Ja, grappig, want we worden echt gebombardeerd met seks, maar dat mist gevoel, de intense emotie. Seks is leeg, zonder emotie. Terwijl het bij uitstek heel emotioneel is, alle facetten van jouw zijn komen er samen, je ziel, je dierlijke zelf enzovoort. Daarom is onze cultuur ook zo gek. We scheiden het van onszelf af, daarom worden we er zo gek van. Seksuele scènes schrijf ik visueel, ik zie ze in mijn geest, dan vormt het geheel zich later. Vrouw nummer twee, Thankful, is bijvoorbeeld niet zo mooi. Ze was wel mooi en ze treurt eigenlijk om haar verloren uiterlijk. Dat uiterlijk is natuurlijk ook heel belangrijk tussen vrouwen onderling. Bij Thankful had ik onmiddellijk het gevoel dat ze nauwelijks het gevoel had te leven zonder dat ze bekeken wordt door een man. Wanneer Hammer er niet is, voelt ze zich als het ware verdwijnen. Die aandacht is als vers bloed voor haar, zoals bij een vampier. Ze heeft de reflectie nodig van de spiegel om zichzelf te zien. Het is ironisch bedoeld om iemand die extreem afhankelijk is, Thankful te noemen. Vrouwen hoorden toch dankbaar te zijn, terwijl zij dat helemaal niet is. Vrouwen en meisjes zijn, vind ik, nog steeds erg afhankelijk van mannen. Ik vind dat we onszelf moeten zijn voor onszelf en niet voor een man.”

Vrouw nummer drie, Ruth, is een zelfstandige vrouw met een uitzonderlijke hobby, ze fokt zijdewormen. Een op zijn minst ongewone hobby. “De pioniers in Amerika probeerden van alles van de grond te krijgen, waaronder ook het fokken van zijdewormen. Het leek mij mooi van haar een pioneer te maken, een zelfstandige vrouw met haar eigen carrière, in een schuur vlak bij het huis. Ik vond het fokken van zijdewormen veel interessanter dan bijvoorbeeld kaas maken. Ruth is onafhankelijk temidden van deze vreemde familie. Sommige mensen passen ook niet goed in de wereld, zij is zo iemand. Ze is ook op een bepaalde manier heel gelovig, ze kent als enige misschien wel innerlijke vrede. Bovendien staan de twee ruimtes van Dorrie en Ruth tegenover elkaar en zijn het twee vrouwen die helemaal op gaan in hun werk. Dat werk is een uiting van hun diepste zelf.”

Het taalgebruik in de roman is heel bijzonder, de metaforen zijn zelfs bijna negentiende eeuws, dit geeft de lezer het gevoel dat de roman uit die tijd stamt. “Dat komt allemaal door lezen, ik hield notities bij en gebruikte die niet letterlijk, maar wel onbewust. Er is ook een soort magie gaande natuurlijk terwijl je aan het schrijven bent. Ik heb het gevoel dat de roman een weg naar me vond, dat de magie door me heen werkte; de taal maakt daar deel van uit. Het is bijna alsof de taal tot me spreekt, het bestaat op een ander niveau waarop het zichzelf als het ware corrigeert. Ik probeer een beeld op de pagina in tekst te krijgen, een gevoel. Een beer is nu eenmaal nooit zomaar een beer.”

Alissa York · Vreemde ogen · Uitgeverij: Meulenhoff · Prijs: € 19,90 · 398 bladzijden · ISBN: 978902907825