Een helletocht – vooral voor de lezer
Bijna tien jaar werkte Marcel Möring aan zijn roman Dis. Dat heeft geresulteerd in een ambitieus en zorgvuldig geconstrueerd werk. Maar tijdens al die noeste arbeid lijkt Möring een ding vergeten te zijn: dat zijn echte talent bestaat uit het vertellen van een mooi verhaal.
Die verhalen waren er wel met zijn drie romans tot nu toe, die alle terecht werden bekroond met een prestigieuze prijs. Met Dis moest het roer echter helemaal om. In de roman worden de levens van twee personen met elkaar verbonden in een urenlange tocht door Assen, tijdens de nacht voorafgaand aan de TT-races.
De ene is Jacob Noach, die na de oorlog de schoenwinkel van zijn ouders opeist van een landverrader en deze zaak uitbreidt tot hij zo ongeveer het gehele centrum van Assen in bezit heeft. Noach trouwt, verwekt drie dochters, gaat scheiden, crasht met zijn auto en blikt in een soort visioen terug op zijn leven en weet: gelukkig ben ik er niet van geworden. De andere persoon is Marcus Kolpa, een in het provinciestadje miskende intellectueel die uit Amsterdam terug is gekomen om de Nacht met vrienden door te brengen en op zoek te gaan naar zijn geliefde meisje Chaja, een van Noachs dochters.
De Hel
Frederico Cervelli, ‘Orpheus en Eurydice’ |
Naast deze twee verhaallijnen bestaat Dis uit een aantal redelijk op zichzelf staande verhalen, elkaar afwisselende vertelstijlen, een veelvoud aan onbegrijpelijke of onzinnige metaforen (“schoorstenen mompelen”), typografische eigenaardigheden, zelfs een stripverhaal en heel veel verwijzingen naar de wereldliteratuur. De titel zelf verwijst naar de stad van de hel in Dantes Goddelijke komedie, de twee dolende hoofdpersonen verwijzen naar de Ulysses van Joyce, maar ook op kleiner niveau etaleert Möring zonder ophouden dat hij wel weet heeft van de canonische werken der literatuur. Een gewillige, rondborstige vrouw is Antonia d’Albero en Lilith tegelijk, en of je nu weet waar dat naar verwijst of niet, het blijft natuurlijk gewoon een gewillige vrouw. En Marcus Kolpa, op zoek naar Chaja, is natuurlijk Orpheus op zoek naar Euridyce – ze zijn in de onderwereld, nietwaar – maar elders in de roman voldoet Beatrice ook prima. Het maakt ook niets uit, want Kolpa zoekt gewoon Chaja. Het probleem van al die verwijzingen is dat ze nooit betekenisdragend zijn, maar een pedante, oppervlakkige vorm van geletterdheid.
Alles is niets
Nog nietszeggender zijn de talrijke ‘wijsheden’ in even zoveel variaties. ‘Alles is niets’ en dus is niets ook alles en vanzelfsprekend zijn er vele witregels voor nodig om die beklemmende, overrompelende, verschrikkelijke waarheid goed te laten inwerken. Assen is niet alleen de hel, maar ook de “anus mundi” en “Een plaats als tijd, waar tijd een plaats is”. Ook, net zo poëtisch verwoord, leren we: “Altijd… /Het is altijd. / Al. Tijd”. En daarop voortbouwend: “Nu is altijd”. Dat laatste kun je, volgens de verteller, maar beter op je voorhoofd schrijven, ergens laten tatoeëren of weven in de kokosmat, wat dan weer gepaard gaat met een geinig afbeeldinkje van een deurmat. Maar het enige dat daarmee wordt geïllustreerd, is dat Möring platgetreden filosofietjes bezigt, die net zo onbeduidend zijn als om het even welke tekst op een deurmat in de uitverkoop bij de Blokker.
Misschien weet Marcel Möring dat ook allemaal wel. Een dergelijk intertekstueel spel is een beproefd recept, en is ook beoefend door bijvoorbeeld Harry Mulisch en Cees Nooteboom. De geschiedenis van de wereld, de literatuur en de filosofie teruggebracht tot encyclopedische fastfood voor enigszins ontwikkelde mensen. Met de toevoeging van ironie en spotzucht zou Möring op magistrale wijze die literaire traditie op de hak hebben genomen, zo opzichtig en lachwekkend gaat hij te werk. Maar uit alles blijkt dat hij zijn snobistische exercitie hoogst serieus neemt, dat voor hem deze vorm van literatuur pas echt literatuur is.
Dieptepunt van dit alles is de overweging van de denker Kolpa dat de “portee van het Odysseusverhaal” is dat de held niets overwint dan alleen zichzelf: “Geen tocht door de wereld. Een innerlijke reis.” De parmantigheid van dat zinnetje is even potsierlijk als kenmerkend: alsof er geen honderden boeken uit de wereldliteratuur zijn die dat al als thema hebben. Ook blijkt er uit hoezeer Dis geslaagd had kunnen zijn als al die verwijzingen iets oorspronkelijks en werkelijk diepzinnigs hadden.
Alles of niets
Dis lijkt het magnum opus van Möring te zijn. De ambitie dringt zich op elke bladzijde aan de lezer op. De roman is bewonderenswaardig geconstrueerd, en bij tijd en wijle zijn de zinnen gedurfd en experimenteel. Maar de, bij elkaar genomen, pagina’s lange beschrijving van de ‘Nacht van Assen’ is te veel van het goede. Het spel met de verwijzingen blijft vooral dat: een spelletje. De fascinerende personages Noach en Kolpa verliezen steeds meer hun bekoring, doordat ze ten ondergaan in een zee van woorden, die moet herinneren aan de modernistische stream of consciousness.
Het is een merkwaardig resultaat: een groots opgezette, pretentieuze roman die uiteindelijk niet meer is dan een aaneenrijging van borreltafelpraat, spielerei en een stilistische overdaad die in dit geval vooral het goede verhaal schaadt. De nieuwe roman van Marcel Möring is een onaangename verrassing, vooral voor de liefhebbers van zijn eerdere werk.