De religie van de Amerikaanse samenleving
De romans van Marilynne Robinson gaan over de levens van ‘kleine luyden’, haar essays over de grootste, meest wezenlijke zaken. Het is echter moeilijk haar essays, nu vertaald als De gegevenheid der dingen, volledig op waarde te schatten.
Zo af en toe vlamt, online of in geprinte media, de discussie over intellectuelen in de eenentwintigste eeuw op: welke plaats nemen zij in? Welke functie hebben ze, kunnen ze hebben? Tot welke traditie verhouden zij zich? In dergelijke debatten neemt de Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson een bijzondere positie in, niet vanwege uitlatingen over dit onderwerp, maar vanwege de bronnen waar zij zich op beroept en de onderwerpen waar ze zich mee inlaat – haar intellectuele genealogie, zogezegd. Robinson heeft toegang tot Barack Obama en geeft les aan de befaamde schrijversopleiding in Iowa. Maar boven dat alles, lijkt het wel, gelooft ze in God.
Marilynne Robinson is een christelijk intellectueel, en dat is dezer dagen een zeldzaamheid. Religie komt over het algemeen in het Westen doorgaans voor als bedreiging of als teken van achterlijkheid, als gebrek aan beschaving. Westerse staten zijn seculier, religie is iets voor de privésfeer. Dat dit meer fictie dan realiteit is, meer wens dan wil, blijkt telkens weer: van diezelfde Obama tot de christendemocraat Angela Merkel en Eurocommissaris Frans Timmermans, allen zijn ze openlijk christen. Religie is dus verre van afwezig in Europa en de VS. Marilynne Robinson is een van de weinige denkers die daar niet in eerste plaats afwijzend op reageert.
De werkelijkheid zien
Robinson, die in 1980 debuteerde met de roman Housekeeping en later een trilogie over de dominee John Ames schreef, heeft in De gegevenheid der dingen een verzameling recente essays verzameld. Uitgeverij De Arbeiderspers heeft de bundel van de hoogdravende ondertitel ‘Over wat het betekent om mens te zijn in onze tijd’ voorzien: woorden die eerder valse verwachtingen wekken dan verduidelijken. Veel stukken in deze bundel gaan over de Amerikaanse identiteit en hoe Amerika naar zichzelf kijkt. De essays kunnen ook gelezen worden als een betoog tegen het al te gecompartimenteerde wereldbeeld dat zijn oorsprong heeft in de exacte wetenschappen en van daaruit de samenleving doordesemd heeft. Robinson pleit ervoor niet op deelgebieden gericht te blijven, maar over grenzen heen te kijken en de wereld in haar totale gegevenheid tot ons te nemen.
In De gegevenheid der dingen treedt een niet nader genoemde neurowetenschapper aan, in wie insiders Patricia Churchland kunnen herkennen. Robinson en Churchland hadden, tijdens een bijeenkomst van het Nexus Instituut enkele jaren geleden, een aanvaring over precies dit punt: hoe nemen wij de werkelijkheid tot ons? Volgens de neurowetenschapper is angst ‘een patroon van verhevigde activiteit’. Dit lijkt misschien op een ‘helder plekje op een scherm’, schrijft Robinson, maar dat is een illusie. Mensen zijn geconditioneerd door ‘cultuur en samenleving’, oftewel door hun mens-zijn. Die context maakt een kwalitatief verschil dat in de gladgestreken wetenschappen onzichtbaar blijft.
Paradox
Argumenten zoals deze worden in de bundel afgewisseld met theologische bespiegelingen en kerkhistorie. Dan zakt het boek in: seculiere staten zijn in dusverre succesvol dat kennis van het christendom bij veel mensen verdwenen is. Dat zorgt ervoor dat De gegevenheid der dingen in deze passages moeilijker te volgen is dan op de momenten dat Robinson vanuit haar religieuze, historische perspectief het Europees humanisme verdedigt en uitdraagt. Bij elkaar genomen levert dat een bevreemdende paradox op: Marilynne Robinson neemt een perifere positie in het intellectuele leven in, en omdat haar argumenten ten diepste gestoeld zijn in de leer van het christendom blijft die diepere lading voor veel van haar lezers in nevelen gehuld. Het is moeilijk haar essays ten volle te waarderen – tegelijkertijd is dat voor iedereen de uitdaging.