Melancholia & Hysteria – deel 2
Woensdag 21 juni
Yotsuya Ghost Story – Jossi Wieler / Theater X
Foto: Katsu Miyauchi |
Voor de enscenering van de Japanse griezelklassieker Tokaido Yotsuya Kaidan ging regisseur Jossi Wieler de samenwerking aan met de Japanse decorontwerpster Kazuko Watanabe en twaalf Japanse acteurs. Het resultaat Yotsuya Ghost Story werd eerder opgevoerd in Tokio in het kader van het ‘Duitsland in Japan 2005/2006’ project. Voor Wieler was het de tweede keer dat hij op uitnodiging van het Goethe Instituut Tokio een voorstelling regisseerde in Japan. In 1997 ensceneerde hij Herr Paul van Tankred Dorst.
Bij een ‘ghost story’ denken wij westerlingen al gauw aan bloederige horrorfilms; in Japan heeft dit genre echter een ander karakter. De Japanse ‘ghosts stories’ gaan namelijk over het wel en wee van de doden. De geesten van mensen die op een onnatuurlijk manier aan hun einde zijn gekomen blijven rondzwerven op aarde om zich te wreken. Yotsuya Ghost Story gaat over Iemon, een werkloze samoerai die zijn vrouw Oiwa vermoord om te kunnen trouwen met een ander. De geest van Oiwa blijft op aarde en bespookt Iemon net zolang tot hij gek wordt en de ene moord na de andere pleegt.
De eerste opvoering van Tokaido Yotsuya Kaidan vond plaats in het Tokio van 1825, dat toen nog Edo heette. Dat was een traditionele kabuki-voorstelling (populaire traditionele Japanse theatervorm, zie recensie Kabuki hieronder) waarin naturalistische scènes werden afgewisseld met sterk gestileerde scènes, muziek, dans en een hoop spektakel. Sindsdien is het stuk jaarlijks te zien tijdens zomerfestivals van de kabuki-gezelschappen.
Jossi Wieler breekt echter met deze traditie. Zijn enscenering van dit negentiende eeuwse verhaal is modern, sober en minimalistisch. Er komt geen bloed of hysterie aan te pas. De moordscènes worden enkel verwoord door de acteurs en dus verder geheel aan de verbeelding overgelaten. Toch is het gelukt om de voorstelling spannend te maken. Het decor laat een modern Japans metrostation zien, compleet met een door TL-buizen verlichte ruimte, gevuld met kluisjes, donkere kiezels tussen de rails en het onheilspellende geluid van aanstormende wagons op de achtergrond. Dit toneelbeeld roept een onheilspellende sfeer op die perfect past bij de toenemende waanzin van Iemon. Yotsuya Ghost Story is een on-Nederlandse voorstelling waarbij je op het puntje van je stoel zit en die nieuwsgierig maakt naar toekomstige samenwerkingsprojecten tussen Japan en het Westen. (Sophie Janssen)
Dinsdag 20 juni
insen – Ryuichi Sakamoto & alva noto
Foto: Christophe Godet |
Het Holland Festival presenteert dit jaar naast de meest traditionele Japanse kunstvorm, Kabuki, tevens één van de allerhipste Japanners van dit moment: componist en pianist Ryuichi Sakamoto. Voor insen ging Sakamoto de samenwerking aan met de Duitse beeldend kunstenaar en musicus Carsten Nicolai.
Ryuichi Sakamoto werd in de jaren ’80 bekend met de synthesizerpop van zijn Yellow Magic Orchestra en filmmuziek voor onder andere The Last Emperor. De afgelopen jaren werkte hij aan zeer diverse projecten, waaronder het componeren van nieuwe pianomuziek in de traditie van componisten uit de 20ste eeuw zoals Ravel, Debussy en Satie.
Carsten Nicolai, in de muziekwereld beter bekend als alva noto, is één van de pioniers van de glitch, een subgenre binnen de hedendaagse elektronische muziek, waarbij digitale ‘foutjes’ de basis vormen voor een compositie. Hele hoge klikjes vormen samen snelle ritmische patronen, terwijl lage dreunen de functie van basdrum voor hun rekening nemen. De klank van de piano valt precies tussen deze hoge en lage tonen in en de akkoorden klinken wijds en open.
De repetitieve beats en de spaarzame pianoklanken resulteren in een minimalistisch geheel met een bijna meditatieve werking. Op het album vrioon (2003) is dat meditatieve karakter sterker aanwezig dan in deze live uitvoering. Op het podium lijken Sakamoto en alva noto het niet helemaal aan te durven om de aan ambient grenzende spaarzaamheid door te voeren en gaan ze op zoek naar manieren om te variëren binnen het strakke concept. Zo wordt de serene harmonie tussen beide muzikanten verbroken wanneer Sakamoto als een bezetene de snelst mogelijke ritmes uit zijn vleugel beukt, terwijl noto hem probeert te overtreffen met elektronische donderwolken.
Een ander element dat live een belangrijke functie krijgt, maar je op de albums vrioon en insen (2005) niet terug zal vinden, is de live manipulatie van pianoklank en beeld. Sakamoto en noto namen hun stukken namelijk afzonderlijk van elkaar op en voegden die later samen. Live is er een heel duidelijke oplossing gevonden om te laten zien dat vleugel en laptop wel degelijk ‘samenspelen’. Een LED-scherm van zo’n 8 bij 1 meter reageert op de muzikale klanken. Simpele graffics worden gemanipuleerd door toonhoogte en volume, op dezelfde manier als in bijvoorbeeld Windows Media Player, maar dan technischer, kil en smaakvol.
De muziek van Sakamoto en noto is helder, spannend en origineel. Het minimale pianospel vervalt net niet in esoterisch gekabbel door de puntige elektronica. Een must voor de allerhipsten onder u. (Maaike van Geijn)
Insen is de komende maand nog te zien op diverse locaties in Europa, voor een speellijst klik hier.
Zaterdag 17 juni
Angels in America / Peter Eötvös
foto: Matthias Baus |
Twee jaar geleden opende het Holland Festival met Le Balcon, een schitterende opera van de Hongaarse componist en dirigent Peter Eötvös. Net als zijn eerste opera Tri Sestri (Drie zusters) baseerde Eötvös zijn opera op een befaamd toneelstuk dat hij ingenieus en gebruikmakend van een veelvoud aan muziekstijlen verklankte. Ook zijn derde opera, Angels in America, is gebaseerd op een beroemd toneelstuk. Maar waar Eötvös in de opera’s Tri Sestri en Le Balcon de essentie van de toneelstukken goed bewaarde, is zijn Angels in America een slap aftreksel van het oorspronkelijke stuk van Tony Kusher, dat hij later ook nog bewerkte tot een zeer succesvolle televisieserie.
“A gay fantasia on national themes” noemde Kusher zijn toneelstuk, waarin niet alleen AIDS centraal staat, maar ook de hypocrisie van Ronald Reagan, het failliet van de Amerikaanse politiek en de idioterie van religie. In het libretto van Mari Mezei, Eötvös’ vrouw, zijn veel van de historische verwijzingen verdwenen. Omdat de opera anders veel te lang zou worden, maar ook omdat ze de opera gedateerd zouden maken. Wat overblijft is een ‘klassieke opera’ over liefde, ziekte en dood.
Het zijn echter niet de verwijzingen naar historische figuren, maar juist de stereotype, ja, clichématige hoofdpersonages die Angels in America zo gedateerd maken: de gewetenloze advocaat die zijn homoseksualiteit angstvallig verbergt maar aan het eind om zijn moeder smeekt; de keurig getrouwde mormoon die worstelt met zijn geaardheid en religie; de aan pillen verslaafde huisvrouw die vooral in denial is; de cynische rabbi; de moeder die denkt alles wel even recht te kunnen zetten, enzovoorts. Het is ook allemaal veel te Amerikaans.
Dat laatste geldt ook voor de muziek, maar die is veel minder storend. Eötvös combineert naar hartelust Broadway musical, Jiddische muziek en bijna Wagneriaans gezang (de engel) en vermengt ze met speels gemak met moderne elektronica en alledaagse geluiden – zijn ruime ervaring als filmcomponist is duidelijk hoorbaar. Het vanuit een aparte zaal spelende Radio Kamer Filharmonie slaagt erin adembenemende klanken te produceren, maar even vaak doet deze opera denken aan een ingekort toneelstuk met obligate muziek. En dat is jammer, want de solisten leveren stuk voor stuk uitstekende zang- en acteerprestaties en weten in de statische enscenering van Benedikt von Peter de aandacht goed vast te houden. (Henri Drost)
Poème Symphonique – eerbetoon György Ligeti
Honderd metronomen die stuk voor stuk een ander ritme aangeven en een voor een stilvallen. Dat is Poème Symphonique van de Hongaarse componist György Ligeti (1923), bij het grote publiek vooral bekend van de onaardse muziek voor Kubricks 2001: A Space Odyssey. Als eerbetoon aan de vorige week overleden componist werd dit stuk op de trappen van het Muziekgebouw aan ’t IJ uitgevoerd. Een passend eerbetoon, want de wereldpremière vond in 1963 eveneens in ons land plaats, in het stadhuis van Hilversum. Destijds zorgde Ligeti voor een enorme rel. Genodigden en publiek waren hevig verontwaardigd, wethouders gingen bijna met elkaar op de vuist en het stadsbestuur deed er alles aan om te voorkomen dat de uitvoering op televisie werd uitgezonden – met succes.De Hilversummers voelden zich in de zeik genomen, belachelijk gemaakt. En daar valt ook wel wat voor te zeggen, want wie de ‘partituur’ leest – een getypt velletje met bizarre aanwijzingen over hoe je aan honderd metronomen moet komen, adviezen over schoeisel en hoe lang de ‘dirigent’ moet wachten voor het applaus in ontvangst te nemen van “het dankbare publiek” – ziet al snel dat de ironie er vanaf druipt.
Toch is het stuk meer dan een grap of alleen maar een curieuze installatie. De honderd metronomen genereren aanvankelijk totale chaos en een oneindig complex ritme, maar langzaam lijken patronen te ontstaan – omdat het menselijk oor die wil horen – totdat het eenzame getik van de laatste metronomen opeens een geheel andere zeggingskracht lijkt te krijgen. In de woorden van de Amerikaanse muziekcriticus Alex Ross: “As the metronomes expired, one by one, there was a strange tremor of emotion; the last survivors, waving their little arms in the air, looked lonely, forlorn, almost human.”
In het Muziekgebouw aan ’t IJ was van die emotie geen sprake. Het publiek stond er wat lacherig bij of ging al in de zaal zitten voor de uitvoering van Eötvös’ Angels in America en doordat de metronomen niet versterkt werden, klonk de hele uitvoering niet meer dan white noise op de achtergrond. Het zag er echter prachtig uit. Of was het misschien toch allemaal een grote grap? (Henri Drost)
His Master’s Choice – Het Nationale Ballet
Succes verzekerd: vraag aan Hans van Manen een programma samen te stellen van zijn favoriete choreografieën, en je krijgt onvermijdelijk een interessante avond dans. Het Nationale Ballet brengt onder de titel His Master’s Choice werk van vier choreografen, van oud tot jong. Lastig aan de Keuze van de Meester is alleen wel dat die vier dansmeesters zo veel van elkaar verschillen dat deze interessante avond ballet tegelijkertijd nogal onevenwichtig uitvalt.
Foto: Erwin Olaf |
Van Manen rekent onder zijn favorieten met evenveel overtuiging oude meesters als George Balanchine en Jerome Robbins, als de hedendaagse grootheid Ted Brandsen en de relatief onbekende Martin Schläpfer. Daarmee vormt His Master’s Choice een gevarieerd palet. De alom erkende meester-choreograaf Van Manen meldt in de geleverde toelichting bescheiden dat hij zelf eigenlijk niet in de schaduw kan staan van Balanchine. En hij vertelt bij wijze van anekdote dat de aanbeden Robbins hem bij een toevallige ontmoeting feitelijk behandelde als een lastige vlieg. Ondanks zijn internationale faam is Van Manen daarmee opmerkelijk terughoudend over zijn eigen status.
Van Balanchine koos hij het stuk Kammermusik no. 2, op muziek van Hindemith. Een ballet voor tien mannen en twee vrouwen. Clowneske loopjes en handgebaren passen goed bij de hoekige pianomuziek, Balanchine maakt zelfs ongeveer geometrische figuren van de menselijke lichamen. Het resultaat is vooral technisch heel knap, maar het wordt jammer genoeg nogal strak en weinig bezield gedanst.
Het opvallendste stuk is de korte solo A Suite of Dances die Jerome Robbins schreef voor een enkele danser, begeleid door niet meer dan een op het podium gezeten celliste, die muziek van Bach speelt. Robbins giet een klassieke vormentaal in een jasje van moderne dans in dit uiterst persoonlijke en zelfs geestige stuk. Het resultaat is klassiek ballet met jazzy humor erdoor geklutst, uiterst fascinerend.
Duidelijk herkenbaar als een werk van Ted Brandsen is Stealing Time, op muziek van Sjostakovitsj. Een muziekstuk dat als een tornado langzaam aanzwelt, tot uitbarsting komt, en dan weer wegsterft. In de choreografie worden de vier duo’s overschaduwd door een gigantische zwarte kubus. Het ding beïnvloedt hun positie ten opzichte van elkaar, duwt ze bij wijze van spreken weg, maakt ze zichtbaar en onzichtbaar. Brandsen schreef deze nieuwe choreografie op uitnodiging van Van Manen speciaal voor dit programma, en het is een fraai cadeautje voor de oude meester geworden.
Nogal met de haren erbij gesleept is de vierde en laatste choreografie: Streichkwartett van Martin Schläpfer op muziek van Lutoslawski. Maar liefst twintig dansers komen eraan te pas. Het geheel is een mengelmoes van stijlen en vormen, van spitzen tot hypermodern en hoekig. Een bont allegaartje zonder rode draad, alsof Schläpfer niet zo goed kon kiezen wat hij eens zou gebruiken.
Al met al is het alsof Van Manen een vuurrode, een paarse, een lichtblauwe en een knalgele bloem bij elkaar in een vaas heeft gezet. Op zichzelf wel mooie bloemen, maar ook een merkwaardig bonte verzameling. En in combinatie niet onverdeeld geslaagd. (Mieke Zijlmans)
His Master’s Choice is nog te zien op zondag 18, dinsdag 20 en woensdag 21 juni.
Donderdag 15 juni
Kabuki – Ebizo Ichikawa XI
Foto: Shochiku |
De oorsprong van het traditionele Japanse kabuki ligt in de Edo-periode (1603-1868), het is altijd een populaire vorm van theater geweest voor het hele Japanse volk. In de beginperiode van kabuki stonden vrouwen op het podium. Dit werd echter als onwenselijk en onzedelijk beschouwd, dus verboden. Na 1652 stonden er alleen nog maar mannen op het kabuki-toneel, ze speelden zowel mannen- als vrouwenrollen. Ka-bu-ki betekent letterlijk zang, dans en kunstzinnigheid. Verhalen worden verteld door een samenspel van deze drie elementen.
Deze avond bestaat uit één pure dans en één gedramatiseerde dans, begeleid door trommels, zangers en shamisen (3-snarige luit). De dans is heel iets anders dan wat wij in het Westen gewend zijn. Er wordt niet gesprongen of uitbundig bewogen. Met name de vrouwelijke bewegingen zijn naar de grond gericht en worden heel klein gehouden. De bewegingen zijn subtiel en gracieus. De hoofdrol in de twee verhalen worden vertolkt door de jongste telg uit de Ichikawa dynastie (grondleggers en bewakers van kabuki): acteur Ebizo Ichikawa XI. In eigen land is de 28-jarige acteur een superster. Hij speelt in Fuji Musume de vrouwenrol en in Kasane de rol van wrede ronin. De twee jaar oudere Kamejiro Ichikawa II speelt de rol van zijn geliefde Kasane. Dat we Ebizo in een rol van een vrouw zien spelen is uitzonderlijk. Het is een rol die door geen van zijn voorouders ooit is gespeeld. De Ichikawa’s legden zich van oudsher alleen toe op mannenrollen.
Het eerste stuk Fuji Musume gaat over een meisje dat danst met een zwart gelakte hoed en een bloesemtak. Deze solodans is heel poëtisch en rijk aan suggestieve beelden, verwijzingen en woordspelingen, zoals de blauweregen en de boom die haar ondersteund en omstrengeld. De verschillende stadia van verliefdheid en het uiteindelijke bedrog worden uitgebeeld aan de hand van verschillende dansen. Kasane is een erotisch en gruwelijk samoeraiverhaal over liefde, karma, vergelding, kwaad, schoonheid en wraak. Met als hoogtepunt een passievolle en opzwepende dans die eindigt in een enerverende climax.
Het draait bij kabuki om de esthetiek en vorm, beiden zijn dan ook volop aanwezig in de dansen, kleurrijke kimono’s en bonte decors. De expressie, mimiek en afwisseling in ritmiek zijn fantastisch. De acteurs dansen in een complexe dialoog met de muziek en de tekst die gezongen wordt. Ook zetten zij de vrouwenrollen overtuigend neer met vloeiende bewegingen en hoge stemmen. Het hoge spreken en zingen heeft in Japan veel aanzien. Het legt immers grote druk op de stembanden en vergt veel oefening. De kimono’s beperken de bewegingsvrijheid, maar met behulp van een waaier of de mouwen van de kimono roepen de dansers een rijk scala aan beelden op.
Om de subtiele verwijzingen in de kabuki volledig te kunnen duiden is jarenlange ervaring met deze traditionele vorm van theater een vereiste. Maar ook al begrijp je heel veel niet, er blijft voldoende over om van te genieten. De grote lijn van het verhaal is goed te volgen dankzij de duidelijke lichaams- en gezichtsuitdrukkingen van de acteurs. De ritmes zijn opzwepend en bezwerend en de kimono’s en decors kleurrijk en prachtig. Het geheel is een genot om naar te kijken en te luisteren. (Charissa van der Vlies)
Het kabuki theater van Ebizo Ichikawa XI is nog tot en met 18 juni te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam
Woensdag 14 juni en donderdag 15 juni
Gatz – Elevator Repair Service
Foto: John Collins |
Er is eigenlijk maar één reden te bedenken om niet onmiddellijk naar Gatz te gaan, nu de voorstelling heel even in Amsterdam te zien is. En dat is de onverhoopte omstandigheid dat je geen Engels verstaat. Lukt dat wel, dan is deze voorstelling een absolute must. De acteurs van de New Yorkse groep Elevator Repair Service spreken heel duidelijk, dus dat Engels is goed te doen.
Lang geleden was het onder volwassenen gebruikelijk om hele boeken voor te lezen. Dat is in feite wat Gatz is: een voorstelling waarin een compleet boek wordt voorgelezen. En wel de klassieker The Great Gatsby uit 1925, van F. Scott Fitzgerald (1896-1940). Het tragische epos over de puissant rijke, maar ook duistere figuur van Jay Gatsby, bezien door de ogen van de ik-figuur Nick (Scott Shepherd).
Elevator Repair Service, in regie van John Collins, plaatst het boek in een quasi-toevallige setting van een uitgewoond kantoor, zo te zien in New York, van een jaar of tien geleden. Drukke straatgeluiden, een foto van het Empire State Building aan de muur. In dat kantoor doet de computer het niet. In afwachting van een computer-reparateur ‘vindt’ de ik-figuur bij toeval een exemplaar van The Great Gatsby in een doos. Hij begint te lezen, raakt gegrepen, en al snel nemen zijn collega’s de gedaantes aan van de personage uit Fitzgeralds roman. Verschillende locaties worden aangegeven met behulp van prachtige geluidseffecten: krekels op een grasveld, feestgedruis, een restaurant, straatgeluiden, een plensbui – de situatie wordt levensecht dankzij deze geluiden.
De aanpak van deze zeseneenhalf uur durende voorleessessie doet in de verte denken aan wat we in Nederland kennen van groepen zoals Discordia en ’t Barre land. Alleen spelen die de literaire teksten opzettelijk toneelmatig, terwijl de New Yorkse toneelspelers eerder ‘filmisch’ acteren. Terloops en naturel, alsof ze in een realistische situatie zitten. En dat werkt fantastisch en meeslepend. Want terwijl de aanloop nog opzettelijk stuntelig en ongemakkelijk is, wordt de toeschouwer vervolgens snel meegezogen in het verhaal.
In het verhaal trekt de jonge Nick in de jaren twintig naar het oosten van de Verenigde Staten om zijn geluk te beproeven. Hij handelt in aandelen in New York City, maar woont buiten de stad. Hij gaat bij toeval wonen in een bescheiden huurhuis naast het landgoed van de puissant rijke Jay Gatsby, een wereldse figuur over wie de vreemdste geruchten de ronde doen. Gatsby leeft in een mondaine wereld, waartoe ook het nichtje van Nick, de getrouwde en rijke Daisy, behoort.
Gaandeweg ontwikkelt zich een verhaal waarin het contrast tussen de mondaine bourgeois en het ordinaire, alledaagse New York van vlak voor de crisis van de jaren dertig duidelijk wordt. De rijken achten zich onkwetsbaar, dansen op de vulkaan. En roepen zo het ongeluk over zich af. Daaraan ontkomt ook de mythische figuur van Jay Gatsby niet. (Mieke Zijlmans)
Gatz is nog te zien op vrijdag 16 en zaterdag 17 juni in Theater Bellevue, beide dagen om 16.00 uur.
Woensdag 14 juni
Macbeth – Jürgen Gosch / Düsseldorfer Schauspielhaus
Foto: Sonja Rothweiler |
De Macbeth van regisseur Jürgen Gosch is geen voorstelling voor mensen met een zwakke maag. Al in de tweede minuut van de voorstelling vloeit er veel bloed, niet veel later gevolgd door poep, pis en nog veel meer bloed. Er wordt geschreeuwd, gestampt, gejoeld en kleren worden van het lijf gerukt. Het klinkt misschien smerig en banaal; smerig was het wel, maar banaal zeker niet. Gosch weet Macbeth met een uiterst treffend en dramaturgisch kloppend concept op indrukwekkende wijze neer te zetten. In Duitsland veroorzaakte deze productie vorig jaar een ware rel; eenderde van het premièrepubliek verliet voortijdig de zaal én tegelijkertijd werd de voorstelling geselecteerd voor het prestigieuze Theatertreffen. In Amsterdam leken de toeschouwers minder geshockeerd, maar het publiek was dan ook vooraf door het Holland Festival in publiciteitscampagnes gewaarschuwd.
Macbeth is een verhaal over verraad, moord en machtswellust. Shakespeare schreef het stuk vermoedelijk rond 1606 en baseerde zijn tragedie op de waargebeurde geschiedenis van de Schotse koning Macbeth (1040-1057), die op de troon kwam door koning Duncan te doden. In Shakespeares versie wordt het moordlustige karakter van de koning en zijn hang naar macht extra uitvergroot. De tragedie begint met drie heksen die voorspellen dat Macbeth koning van Schotland zal worden. Geobsedeerd door dit idee en aangemoedigd door zijn vrouw besluit Macbeth de zittende koning te vermoorden. Hij wordt tot koning gekroond, maar raakt gaandeweg steeds meer verstrengeld in een web van geweld en obsessieve waanideeën. In zijn strijd om het koningsschap schuwt Macbeth werkelijk niets of niemand.
In de loop van de geschiedenis werd Macbeth al ontelbare keren opgevoerd – het is blijkbaar een stuk dat tot de verbeelding spreekt – maar waarschijnlijk nog nooit zo rauw en expliciet gewelddadig als in de regie van Gosch. Toch is deze ruim tweeënhalf uur durende Macbeth niet alleen maar een slachtpartij, Gosch laat ruimte voor eigen interpretatie en associaties. Maar het is zeker ook te danken aan het ijzersterke spel van de zeven mannelijke acteurs, die alle vrouwen- en mannenrollen met veel energie vertolken. Bovendien wordt op ingenieuze wijze gebruik gemaakt van simpele, maar sterke theatrale effecten. Zo worden de bloederige slachtpartijen steeds vlak voor de daadwerkelijke handeling expliciet aangekondigd: acteurs pakken de flessen met bloed zichtbaar op en draaien de doppen er langzaam af, om ze vervolgens over elkaar leeg te gieten. Hierdoor zijn de moordscènes niet zozeer shockerend, ze laten eerder de absurditeit en extremiteit van de situatie zien: een koninkrijk dat ten onder gaat aan machtswellust, argwaan en geweld. Voor wie het aandurft is deze Macbeth een absolute aanrader. (Maaike van Geijn)