Boeken / Fictie

Een chaotische warboel

recensie: Laurent Binet - De zevende functie van taal
zwart-wit foto van Parijs, met o.a. de Eiffeltoren

‘Het leven is geen roman’, is de eerste zin van Laurent Binets jongste boek De zevende functie van taal. Toch benadert deze roman in al zijn absurditeit, moordende tempo en perverse personages zeer dicht de werkelijkheid. Of dit bevredigend proza oplevert, is een tweede.

Een ding waarvan Binet in elk geval niet te betichtingen valt, is een gebrek aan lef. In 2010 verscheen van zijn hand HhhH, een werk dat publiek en critici zeer beviel. Ook in die roman, verhalend over de moordaanslag op nazileider Reinhardt Heydrich, toont Binet zich een modern en experimenteel schrijver. Door het boek heen doet hij verslag van zijn schrijfproces, betrekt hij de lezer bij de dilemma’s die zich voor hem aandienen. In De zevende functie van taal treedt de schrijver wederom als zelfbewuste verteller aan. De Fransman laat zich op de golven van zijn verhaal meevoeren, welke kant het ook op mag gaan, zonder de teugels overigens volledig uit handen te geven. Zoals hij in de epiloog schrijft: ‘Het is nooit te laat om de loop van het verhaal te wijzigen.’

De geschiedenis

Dat verhaal begint op 25 februari 1980, wanneer criticus, filosoof en semioticus Roland Barthes na een lunch met François Mitterrand wordt aangereden. Commissaris Jacques Bayard vertrouwt het zaakje van begin af aan al niet en begint een diepgravend onderzoek. Om zich door de wondere wereld van de semiotiek (de studie naar het ontstaan en gebruik van tekens en tekensystemen) te worstelen, huurt hij de jonge docent Simon Herzog in. Het gerucht gaat dat Barthes, toen hij werd aangereden, een document bij zich droeg, getiteld: De zevende functie van taal. Een uiterst geheim geschrift dat bij gebruik de kracht zou bezitten om alles voor elkaar te krijgen wat je maar wenst – bijvoorbeeld president worden. Een gewild document waar velen een moord voor over zouden hebben.

French Theory

De reis die het eigenaardige koppel onderneemt brengt hen van Parijs naar Bologna, van Ithaca naar Venetië en eindigt uiteindelijk in Napels. De roman bezit James Bond-achtige elementen: het vele reizen, de vreemde moordgadgets, snelle achtervolgingen, een race tegen de klok et cetera. Verder houdt alle vergelijking met het volkse vermaak wel op. De zoektocht speelt zich af tussen de kopstukken van de Franse intelligentsia, om precies te zijn tussen de aanhangers (en een enkele tegenstander) van de French Theory.  Deze theorie stelt het belang van taal voorop: onze identiteit wordt bepaald door de taal die wij spreken.

Foucault, Derrida, Deleuze, Sartre, Althusser en het echtpaar Sollers en Kristeva (dat tijdens de jaren tachtig in Frankrijk niet van de buis is te slaan) zijn allen present. Hun ideeën, maar zeker ook hun zwakheden. Een heel scala aan perverse uitspattingen passeert. Binet claimt in interviews dat vele hiervan niet verzonnen zijn. Het levert kitscherige satire op. Het valt te begrijpen dat de nog levende hoofdpersonen op z’n zachtst gezegd niet blij zijn met deze anekdoten. Toch schuwt de schrijver ook de complexe materie niet en verbindt hij deze met het komische. Dit alles gaat echter in zo’n razend tempo – tel daarbij de vele personages op die voor veel mensen onbekend zullen zijn – dat hun theorieën nauwelijks de kans krijgen te beklijven.

Sfeerloosheid

Maar is dit erg? Niet per se. Er zijn legio complexe boeken waar je niet alles van hoeft te begrijpen om er toch van te genieten. Denk aan de boeken van de onlangs overleden Umberto Eco, iemand die ook in Binets boek veelvuldig aanwezig is. Niet enkel als persoon, ook als idee, als inspiratiebron. Zo bevat het boek vele verwijzingen naar Eco’s debuutroman De naam van de roos. Maar wat is het dan dat complexe boeken – niet enkel in behandelde materie, maar ook in vorm – toch door een groot publiek gelezen worden? Wat is het, om het populair te formuleren, dat deze boeken ‘werken’?

Wanneer een recensent een boek van Binet bespreekt, mag hij zichzelf heus wel voor een keer in de ik-vorm oproepen. Dus mag ik een suggestie doen waarom De zevende functie van taal niet werkt? Het is de sfeer, of het gebrek daaraan. Je zou de kilte van de moord, van de onpersoonlijke intellectuele wereld, als sfeer kunnen omschrijven. Maar bij Binet blijft deze kilte een gegeven en wordt het nimmer uitgewerkt tot een allesomvattend geheel. De (gekunstelde) sfeer van een verhaal is bij uitstek iets waar de lezer zich aan vast kan klampen, waar hij zich, bij het openslaan van het boek, binnen luttele minuten weer in thuis kan voelen. Of deze sfeer nu duister, kil, warm of liefdevol is; er moet een bepaalde wereld worden opgeroepen naar waar hij terug kan keren, telkens opnieuw. In De zevende functie van taal verdrinkt de lezer in een zinloze stroom van absurdistische wendingen, mesjogge personages en ingewikkelde theorieën. Binets roman lijkt te veel op het leven.