Renoirs Roestvrije Repeteerrepertoire
Geef mij zo’n oom; zo’n welwillende, intelligente, ervaren, door het leven getekende oom als Jean Renoir. Toegegeven: hij herhaalt zichzelf nog al eens, maar dat is eigen aan het oom-zijn, en echt hinderlijk is het niet, want Jean Renoir (1894-1979) is inmiddels al zo lang dood dat alles dat hij eindeloos herkauwde vanzelf weer actueel en interessant wordt. Tot ons genoegen harkte professor Bert Cardullo de beste interviews met Renoir bijeen, in het kader van de serie Interviews with Filmmakers, zodat we nu ons oor te luisteren kunnen leggen bij de man, bij wie de Nouvelle Vague-jongens de mosterd haalden.
Jean Renoir |
Want dat deden ze; zij, en nog vele anderen. Na behoorlijke successen in Europa, met onder meer stille films als La Fille de l’Eau en het naturalistische Nana, en daarna La Grande Illusion over de Eerste Wereldoorlog als einde van een tijdperk en het profetische La Règle du Jeu (1939), maakte Renoir enkele films in Hollywood, onder meer voor Twentieth Century Fox. Niet dat deze zoon van schilder Pierre-Auguste Renoir lang voor deze studio werkte, overigens. Na Swamp Water, dat redelijk succesvol was, bleek Renoirs methode van improvisatie en filmen op locatie totaal niet in te passen in het studiosysteem. Daarna werkte hij dus enkel nog voor wat kleinere, onafhankelijke maatschappijen als RKO. Toch was de breuk met TCF helemaal geen breuk, meldt Renoir aan een jonge François Truffaut in Cahiers du Cinema. Directeur Darryl F. Zanuck was een goede vriend, die als geen ander de filmindustrie begreep, en als vanzelfsprekend Renoirs contract op diens verzoek verscheurde, glimlacht Renoir. In Renoirs universum heeft iedereen altijd gelijk, gaat veel vanzelf, en wat toch moeite kost blijkt achteraf altijd een zegen te zijn geweest voor de creativiteit. Renoir is een ambachtsman, een werker, zonder valse idealen van volksverheffing en boodschap:
Nowadays [1964, PB] everything is artistic. But, in the bottom of my heart, I don’t like it. You know, you make things, that’s all. And they are good of bad. Or they’re an expression of yourself or not, and that’s all.
Zeggen is één: in een sfeerverslag van een acteursrepetitie brengt Renoir zijn filosofie in de praktijk. Voorzichtig en geduldig legt hij uit aan het studentgezelschap van de universiteit van Berkeley wat hij denkt van toneelmaker Stanislavsky (peetvader van het zogeheten method acting), en telkens opnieuw onderbreekt hij de acteurs als ze gevoel in hun spel proberen te leggen. Te vroeg, zegt Renoir. Het gevoel komt vanzelf, zodra je de tekst achterstevoren kunt spellen.
Belcampo-speak
In de mindere interviews ontstijgt Renoir nog met gemak het niveau van de provinciale oom met eigen ideeën, maar met de juiste vragen heeft hij zelfs wel wat van een denker. In een meanderende Belcampo-speak verwerpt Renoir hele cultuurtradities, plaatst hij de wereldgeschiedenis in een nieuw kader, en legt hij met chirurgische precisie vingers op gevoelige plekken. (Vast en zeker een gezellig mollig vingertje, als we met enige goede wil de kaftplaat afmaken.) Een taxichauffeur die liefhebbert in kunstschilderen vraagt hem, terwijl Renoir en een verslaggeefster in 1968 doodsangsten uitstaan in de taxi, of hij misschien familie is van de schilder Pierre-Auguste Renoir. Half gezellige geinponem, half bescheiden twijfelaar geeft Renoir antwoord:
“Yes.”
“Of the painter Renoir?”
“Yes. He was my father.”
The driver goes on looking. “You are yourself, then… There was a famous man of the theater and the cinema…”
“That’s my nephew Claude. A cameraman. Or my brother Pierre, perhaps. The actor.”
“No, someone some time ago, a most famous man of the theater and the cinema, I believe.”
“Yes, I think you are right, I believe there was once another Renoir who worked in the theater. Not related.”
Een heerlijk boek vol met deze schutterige schelm: het vormt een contrast met de weinig enthousiaste uitvoering. Lelijke kaft, plichtmatig voorwoordje, geen foto’s (“een boek zonder plaatjes…”). Met deze afwerking krijg je soms de indruk dat Cardullo e.a. het tegen hun zin uitgaven. Misschien dat ze op den duur genoeg van hem kregen. In 1975 zette Renoir vraagtekens bij een Hollywoodsysteem dat dan eigenlijk niet meer bestaat. Laat oompje maar, hij wordt een dagje ouder.