Hans Fallada: een waanzinnige romanticus
In Nederland geldt Gerard Reve als de grote volksschrijver; in Duitsland is dat Hans Fallada. Wie? Hans Fallada. Lees deze recensie en haast u naar de boekwinkel.
Wellicht doen titels als Kleiner Mann – was nun? of Jeder stirbt für sich allein een belletje rinkelen (een aantal van Fallada’s werken zijn verfilmd), maar voor velen is Fallada nog een grote onbekende. De maniakale schrijver schreef veel, snel en vrijwel al zijn boeken lokten zowel positieve als negatieve reacties uit. Sinds 2008 komen zijn boeken, mede door de vertalingen van Anne Folkertsma, meer en meer in de belangstelling. Nu is er van haar hand een biografie over Fallada verschenen.
Zo snel als Fallada schrijven kon – een dikke pil van zeshonderd pagina’s perste hij er binnen een paar weken uit, waarna hij steevast moest worden opgenomen in het sanatorium –, zo snel vonden tijdens zijn leven grote maatschappelijke omwentelingen plaats. Een goudmijn voor de maatschappijkritische schrijver en tegelijk zijn handicap. Fallada was een schrijver die zich aan de heersende omstandigheden aan kon passen, omdat hij moest blijven schrijven. Voor het geld en zijn gemoedstoestand. Het zal daar ook vast mee te maken hebben dat hij in al die verschillende perioden bekritiseerd werd, vaak door verschillende, tegengestelde kampen.
Moord
Hans Fallada, pseudoniem van Rudolf Wilhelm Friedrich Ditzen, wordt geboren in 1893. Een ziekelijk jongetje dat heimelijk in goedkope uitgaven alles leest wat los en vast zit. Komend uit een familie van juristen is het de vurige wens van zijn ouders dat ook hij rechtsgeleerde wordt. Alleen, de kleine Rudolf heeft weinig zin in school. Spijbelt wanneer hij kan, is lui en keert zich tijdens de pubertijd tegen het vaderlijk gezag. Een wanhopige romanticus is geboren.
En met die romanticus treedt de waanzin zijn leven binnen. In Duitsland steekt vlak voor de Eerste Wereldoorlog een ware zelfmoordepidemie de kop op. Ook de jonge Rudolf fantaseert, samen met zijn beste vriend Hanns, veelvuldig over om uit het leven te stappen. Ze besluiten een duel in scène te zetten (zodat de klap voor hun families minder groot zal zijn). Zijn vriend laat daarbij het leven, hijzelf overleeft het ternauwernood. Na dit incident, dat hem op opname in een psychiatrische kliniek komt te staan, lijkt een burgerloopbaan definitief niet tot de mogelijkheden te behoren: geen diploma’s en veroordeeld voor moord.
Armoede en rijkdom
Fallada debuteert in 1920 en belandt kort daarna in de gevangenis. Daar houdt hij een dagboek bij en merkt hij dat schrijven zijn belangrijkste levensbehoefte is, iets waartegen hij geen weerstand kan bieden, iets waar hij domweg aan moet toegeven. Anderen zien zijn talent en eenmaal uit het gevang komen zijn eerste successen. Daar hij grote armoede heeft gekend, werkt hij immer als een bezetene om zichzelf en zijn gezin te kunnen onderhouden. Toch blijft er altijd gedoe met geld. In zijn essay Hoe ik schrijver ben geworden schrijft hij hoe een ‘wijze corrector’ ooit tegen hem zei:
‘Tja, Fallada,’ zei hij, ‘met weinig geld goed rondkomen is helemaal geen kunst, maar met véél geld alles zo regelen dat je al je verplichtingen nakomt, dat kan vrijwel niemand!’
Een fraai geheel
Folkertsma’s biografie begint met drie essays, geschreven door Fallada zelf, waarin hij met name ingaat op hoe hij schrijver is geworden, de manier waarop hij werkt – zoals gezegd: bezeten – en wie zijn literaire voorbeelden zijn. Dat het boek met deze werken begint, is een mooie vondst. Vanaf de eerste bladzijden word je Fallada’s wereld ingetrokken en krijgt ook de beginnende Fallada-lezer een sterk idee van de schrijver en de man daarachter. Het is vervolgens Folkertsma’s heldere en beheerste verdieping die voor het fraaie geheel zorgt. Zij houdt het bij de kale feiten en weet het onderwerp, dat haar duidelijk lief is, toch met de nodige distantie te benaderen. Ook laat ze zich niet verleiden tot speculatie en weet ze met name de warrige episoden uit Fallada’s leven duidelijk weer te geven. Je kunt je voorstellen dat verdrinking in zo veel materiaal, na een zo bewogen leven, op de loer ligt. Dat de schrijfster boven water weet te blijven, is een prestatie op zich.