Een weifeling buiten de tijd
Als één enkele lange zin; zo kan De blauwe jurk van Camille gelezen worden. Een zin waarin leven, liefde, werk, wanhoop en eenzaamheid tot een compact geheel wordt dat letterlijk stolt met het verstrijken van de tijd.
Romans als deze zijn zeldzaam, ze tonen je de werkelijkheid van verdriet. Van de auteur Michèle Desbordes is al net zo weinig bekend als van het onderwerp: Camille Claudel. Haar leven als beeldhouwster, leerlinge en minnares van de grote meester Rodin, als dochter en als zus van de schrijver Paul Claudel, wordt verteld als één lange herinnering. Camille zit in Montdevergues, een gesticht waar ze tegen haar zin is geplaatst door haar familie. Daar wacht ze eindeloos, op bezoek dat bijna nooit komt. Haar laatste foto daar staat voor in het boek: een oude vrouw met haar handen in de schoot. Deze foto moet Desbordes aangezet hebben dit boek te schrijven.
De jonge Camille |
Ten prooi aan herinneringen
Er is weinig over van het knappe jonge meisjesgezicht met de spottende, kwetsbare blik in de ogen. Rond de mond heeft de oude Camille een bittere trek, de uitdrukking van een oude vrouw die alles al gezien lijkt te hebben. Camille wacht en wacht in dat tehuis en Desbordes maakt de jaren voelbaar. Ze schrijft over Camille die ten prooi aan haar herinneringen hoopt op een bezoek van die ene persoon, haar allereerste liefde: haar broer Paul. Hij laat haar keer op keer in de steek, zoals haar moeder, zoals Rodin haar in de steek liet voor die ander. Voor die onbekende vrouw waar ze het uiteindelijk van verloor, Rose Beuret, want zelf was ze te trots om te moeten delen. Camille, zo getalenteerd, maar haar talent stond altijd in de schaduw. Zo krachtig en vol ambitie tot ze moe was gestreden. Tot ze uitgeput was en alleen nog kon wachten.
Over die laatste jaren gaat dit boek. Wat zal er door haar hoofd gespeeld hebben? Welke herinneringen kwamen steeds weer terug? Op wie wachtte ze en waarom kwam hij maar niet? Waar dacht ze aan in die tientallen jaren dat ze in het gesticht uit het raam keek? Desbordes stelt zich Camille en haar gedachten voor. Ze geeft een treffende beschrijving. Een intens treurige, dat wel. Camille’s leven ging bepaald niet over rozen. Laat het beschrijven van de melancholie maar aan de Fransen over (hoewel de Russen er ook wat van kunnen). Ondanks la grande tristesse is het een prachtig boekje geworden. Een mijmering over een vergeten kunstenares en een ode aan het verstrijken van de tijd.
Het noodzakelijke gezegd
Michèle Desbordes, jarenlang conservatrice van de universiteitsbibliotheek in Orléans, stierf in 2006. Zij schreef een handjevol boeken. Het lijkt mij dat ze met het schrijven van De blauwe jurk van Camille het noodzakelijke in ieder geval wel heeft gezegd. In het volgende fragment herkent de lezer Camille Claudels DeWals, maar het valt ook goed te lezen als metafoor voor Desbordes’ roman: De blauwe jurk van Camille. De ‘zij’ is dan niet alleen Camille, maar ook Michèle en ‘hij’ is dan wellicht de lezer.
Het enige wat ze nog wilde, zei ze, was haar ogen dichtdoen, daar op het zand, in haar jurk waarvan de stof nat was geworden, blijven luisteren naar het geluid van de zee, net als vroeger. Blijven luisteren en stil zijn dicht bij hem, er waren de dingen die gezegd konden worden en de dingen die onuitgesproken bleven, en als het op zwijgen aankwam, zij wisten wat dat was, zij hadden altijd weten te zwijgen en hadden nooit woorden nodig gehad, toen ze destijds, net als hij, wist hij het nog? – sprekend over liefde sprak over dood, en zei dat de twee figuren die ze uitbeeldde in klei, in gips en in brons, de man en de vrouw gestold in hun beweging, roerloos in hun liefdesdans, in de tijd die tot stilstand was gekomen, toen ze zei dat ze alleen daarover, over de liefde, kon spreken op de wijze waarop ze zou hebben gesproken over de dood, over diepe duisternis, terwijl het moment dat ze uitbeeldde al niet meer bestond, samen stonden ze daar op dat moment van nooit eindigende weifeling, buiten de wereld, buiten de tijd, ze gaf datgene weer wat niet terug zou komen, niet zou kunnen terugkomen, hoe zou iemand dat niet kunnen zien en wie kon dat beter begrijpen dan hij?