Gezicht op Europa
In roerige Europese tijden is het goed eens een blik te werpen op ‘der Mensch’ achter de oververhitte verhoudingen en dichtgespijkerde reglementen die door de politiek in stand worden gehouden. De hedendaagse Europeaan – en zijn fotograaf – toont zich in de tentoonstelling FACES – European Portrait Photography since 1990.
Het is een bijzondere samenwerking die tot deze expositie heeft geleid. Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel en het Museum of Photography in Thessaloniki tonen onder de bezielende leiding van curator Frits Gierstberg een overzicht van de Europese portretfotografie die sinds 1990 een vernieuwing heeft ondergaan.
Persoonlijk landschap
Die vernieuwing is enerzijds zichtbaar in het onderwerp van de foto’s: de Europese mens, vol overeenkomsten en toch zo verschillend, profiterend van of worstelend met de economische eenwording. Het begrip ‘identiteit’ dat tot een culturele uitdaging is geworden. Maar de vernieuwing is vooral zichtbaar in de diversiteit van de fotografische aanpak in het portretteren van mensen. De ontwikkelingen in de Europese samenleving, samen met de kunstzinnige revolutie in de fotografie, maken dat het portretgenre een boeiende wereld van persoonlijke landschappen ontsluit.
Sinds de renaissance is het afgebeelde individu de spiegel waarin we naar de ander én naar onszelf kijken. De klassieke weergave van rijkdom, macht en identiteit is in de hedendaagse portretfotografie naar de achtergrond verdwenen: de gewone mens in al zijn eigenaardige aanwezigheid vormt zich naar het inzicht van de al even belangrijke fotograaf.
Iconische gezichten
Thomas Ruff (1958) lijkt het startpunt in de expositie te markeren. Zijn grote portretten uit de late jaren tachtig vormen de essentie van de menselijke afbeelding. Hij probeert zo neutraal mogelijk, zonder enige gezichtsuitdrukking of karakteristieke identiteit het portret te ontdoen van de emotionele lading die het als vanzelf in zich draagt. De vrijwel ‘nietszeggende’ gezichten zijn iconisch geworden in de fotografiegeschiedenis en behoren juist tot de meest veelzeggende foto’s in deze tentoonstelling.
Naast bekende namen als Anton Corbijn, Rineke Dijkstra, Beat Strueli, Koos Breukel en Juergen Teller zijn diverse andere fotografen vertegenwoordigd die het Europese gezicht hebben vastgelegd. Tina Barney (1945) ontbreekt niet met haar betekenisvolle portretten van upper class-families. Paola De Pietri (1960) portretteert zwangere vrouwen in een uitgestorven stadslandschap. Het ijle licht versterkt de eenzaamheid die de blijde verwachting lijkt te overheersen. De Tsjechische Jitka Hanzlová (1958) toont een prachtige serie over haar geboortedorp in Oost-Bohemen, waar melancholie en armoede met elkaar strijden om de aandacht. Opvallend is de aanwezigheid van maar liefst drie Griekse fotografen. Hun vlakke, middelmatige bijdrage aan deze tentoonstelling lijkt eerder een geste aan de Griekse mede-organisator dan een overtuigde kwalitatieve keuze. Europese politiek is nooit ver weg.
Bij de indringende zwart-witportretten van Stefan Vanfleteren (1969) hangt een groot doodsportret van de in 2014 overleden Belgische kunstpaus Jan Hoet. Met diens voorafgaande toestemming heeft de fotograaf op uiterst intieme wijze een portret gemaakt van het definitieve einde. Waar fotografie altijd een split second van de werkelijkheid laat zien, om daarna nooit meer te kunnen achterhalen, is hier de tijd voor altijd stilgezet.
Miljoenen selfies
Voor wie deze bijzondere tentoonstelling wil bezoeken: er resten nog slechts enkele weken in het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam. Vanaf 11 september 2015 is FACES te zien in Thessaloniki, Griekenland, maar de geïnteresseerde kijker kan zich doorlopend verlustigen aan het fraaie boekwerk dat de tentoonstelling begeleidt. Groots opgezet, in perfecte reproductie en met veel ruimte voor alle fotografen die in het museum te zien zijn. Van de vele teksten – politicus, museumdirecteur, filosoof: iedereen lijkt zijn Europese plasje te moeten doen – springt de degelijke beschouwing van Frits Gierstberg er uit. Hij schrijft over de portretkunst vanaf de gelijkende weergave van het individu in de renaissance tot en met het hedendaagse fenomeen selfie – de miljoenen portretten die dagelijks gemaakt worden en grotendeels in de vergetelheid verdwijnen. De opmerkelijke kwaliteit van de Europese portretfotografie wordt er alleen maar opvallender door.