Boeken / Non-fictie

Kleurrijke terugblik van een éminence grise

recensie: Jan Pols - Veertig jaar psychiatrie

Veertig jaar psychiatrie vormt de memoires van een psychiater, die terugkijkt op zijn loopbaan. Als een vriendelijke, doch kritische leraar heeft de ‘oude wijze’, Jan Pols, inmiddels veel belangrijke lessen voor de nieuwe generatie.

Dit boek is onder te verdelen in twee delen. Het eerste deel handelt over Pols’ loopbaan als psychiater: waar hij zijn opleiding gevolgd heeft en hoe hij gevormd is. Het tweede deel geeft een beschouwing, een terugblik over veertig jaar psychiatrie. Deze recensie richt zich met name op dat tweede deel, simpelweg omdat Pols veel interessante dingen te zeggen heeft over de afgelopen veertig jaar psychiatrie, waar een nieuwe generatie psychiaters, psychotherapeuten en psychologen wijze lessen uit kunnen trekken. Om het met Schopenhauer te zeggen: De eerste veertig jaar van ons leven levert de tekst, de volgende dertig het commentaar daarop.

Antipsychiatrie

Wat de toon zet in dit boek is Pols’ promotie op het werk van de befaamde antipsychiater Tamás Szász. De antipsychiatrie floreerde van de jaren zestig tot het begin van de jaren tachtig en wordt sindsdien afgedaan als dwaling. Ten onrechte, betoogt Pols, omdat de antipsychiatrie veel waarde toekende aan de uniciteit van ons menselijk zijn. De invloed die deze tegenbeweging op de psychiatrie in Pols’ werken heeft gehad is op een genuanceerde wijze verweven met zijn levensverhaal als psychiater. Hij geeft hiermee een noodzakelijk tegengeluid op de vele ontwikkelingen binnen de psychiatrie, dat maar al te nodig is in deze tijd.

Newspeak

Pols ruimt een flink deel van zijn boek in om kritiek te leveren over de gang van zaken in de psychiatrie. Hij plaatst de ontwikkelingen in tijdsbeeld, wetenschappelijk kader en politieke invloedssferen: ‘Het gaat steeds om bezuinigingen, maar wordt gebracht onder het motto van kwaliteitsverbetering: de newspeak die alle mogelijke, op bezuinigingen neerkomende reorganisaties moet verhullen.’ In het eerdere hoofdstuk over psychiatrie en dwang geeft hij als voorbeeld hoe de term ‘dwang’ vermeden wordt en vervangen door ‘verplichte ggz’, hetgeen Pols eveneens duidt als newspeak. Dit levert een krachtig en genuanceerd beeld op over de recente geschiedenis van de psychiatrie. Het levert een inkijkje in het ontstaan van de nosologie (de ziekteleer), de opkomst van de DSM, met als keerpunt de DSM-III in 1983 (lees daarvoor ook de boeken van Jim van Os en Trudy Dehue), waarmee hij aansluit in de karavaan critici.

Naarmate het boek vordert spreekt Pols zich vaker en feller uit, hoewel hij nimmer de nuance verliest en zijn kritiek immer ‘netjes’ houdt. De mate en rijpheid van kritiek komt overeen met de wijsheid die deze man gedurende de jaren heeft opgedaan. Daarnaast vertegenwoordigt hij het beeld dat de psychiater meer is dan boekenkennis, medicijnen en de nieuwste neurologische beloftes. In de ’tweestrijd’ tussen de sociale psychiatrie (met haar fundament in de psychodynamische, humanistische, literaire en existentiële (mensen)kennis) en de bio-psychiatrie (met haar fundament in de contextloze, neo-positivistische wetenschap), komt Pols duidelijk als een vertegenwoordiger van de eerste school naar voren.

Leringen van de leraar

Dat Pols zelf ook leraar is geweest komt terug in de stijl waarin het boek geschreven is. Gelardeerd met persoonlijke memoires, anekdotes, geschreven vanuit de ik-vorm en geplaatst in het bijpassende tijdsbeeld, leest zijn boek erg soepel weg. In zijn ferme kritiek komt hij als gepassioneerd en liefdevol naar zijn vak naar voren. Hij heeft in de afgelopen veertig jaar talloze veranderingen doorgemaakt – je zou haast denken dat de psychiatrie als wetenschap zelf ADHD heeft – en weet als de mens achter de psychiater duidelijk welke koers hij voor ogen heeft.

Daarnaast weet Pols helder de tekortkomingen van de wetenschappelijke methoden en haar claims uit te leggen, waardoor dit boek voor een breder publiek toegankelijk wordt. Ook implicaties van nieuwe beleidsvormen of ontwikkelingen neemt hij hierbij onder de loep. Een inmiddels vaker gehoorde kritiek op de beloften van de neurowetenschappen uit ook Pols. Geplaatst in de tijd verschillen ze niet zo gek veel van de beloftes van de ernstige medische ingrepen, zoals frontale lobotomie uit de jaren vijftig, of de nimmer ingeloste verwachting van de vele psychofarmaca.

Pols schuwt in de vele voorbeelden die dit boek rijk is zijn eigen dwalingen evenmin. Daardoor komt zijn conclusie aan het eind van Veertig jaar psychiatrie des te krachtiger over:

De psychiatrie stelt zichzelf te weinig ter discussie. Er is te weinig bereidheid om te erkennen dat alle kennis partieel en gesitueerd is. Er is te weinig twijfel, te weinig relativering, te weinig bereidheid om te erkennen dat andere visies niet alleen bestaan, maar ook bestaansrecht hebben.

Van zulke psychiaters mag de geestelijke gezondheidszorg er wel meer hebben vandaag de dag!