Bezield pleidooi voor een nieuwe Ggz
Vorig jaar verscheen Trudy Dehues Betere mensen. Een urgent boek dat de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg kritisch tegen het licht hield. In datzelfde jaar schreef Jim van Os De DSM-5 voorbij!. Een boek uit eerste hand geschreven over hoe het anders moet in de Ggz en hoe het anders kan qua diagnostiek.
En zo werd 2014 een rebels jaar voor de gevestigde orde in de psychiatrie. Waar Dehue de politieke en filosofische tekortkomingen en implicaties van onze huidige tijd haarscherp analyseert, gaat Van Os, vanuit zijn positie midden in het werkveld, de Ggz en de DSM te lijf. Hoewel ’te lijf’ wat groots en ongenuanceerd klinkt, want dat is van Os zelden.
Al in zijn inleiding schrijft Van Os dat De DSM-5 voorbij! niet bedoeld is om de DSM te bashen, waarna hij een scheepslading kritiek op de gang van zaken rondom de DSM-5 uitstort. Gefundeerd en vanuit eerste hand geschreven – Van Os was betrokken bij de totstandkoming van de laatste telg uit de DSM-familie. De DSM is het psychiatrische handboek waarin alle psychische klachten (ruim 400) in beschreven staan. Categoriaal en weinig rekening houdend met menselijke variatie. Zie daar een van de fundamentele kritieken van Van Os.
Bommetje
Met zijn kritiek op de DSM en uiteenzetting van hoe dit boek in onze samenleving geworteld en verankerd zit, krijgt logischerwijs dan ook de Ggz er van langs. Wat wil namelijk het geval? De Ggz-instellingen zijn opgetuigd rondom de ‘waarheid’ die verkondigd staat in de DSM-5. Die wordt niet voor niets wel eens de psychiatrische bijbel genoemd, waarbij de ironie dat de DSM een dogma is geworden nogal eens gemist wordt. Ook door gerenommeerde wetenschappers.
Wie echter kritisch kijkt naar die ‘waarheid’ uit de DSM, wie dieper graaft in de vele onderzoeken en op zoek gaat naar de zekerheden, komt bedrogen uit. Er is veel wat we nog niet weten in de psychologie. Van Os zegt dan ook terecht dat de psychologie als wetenschap pas op de plaats moet maken en dat de therapeut enige bescheidenheid zou sieren.
De harde lijn die bijvoorbeeld in protocollaire richtlijnen is uitgestippeld, het feit dat de eerste keus therapie vrijwel altijd de cognitieve gedragstherapie is. Het zijn ‘gewoontes’, die maar matig leunen op wetenschappelijk bewijs. Dat moet niet alleen anders; deze gang van zaken kost de samenleving ook nog eens veel geld, zo stelt Van Os. Het roer moet dus om.
Nieuwe koers
Naast de vele kritiek die de auteur spuit, komt hij ook met tal van alternatieven. Alternatieven die geen aardverschuiving in ons denken en infrastructuur nodig hebben, maar redelijk snel van bottom-up opgebouwd kunnen worden (en dan mogelijk alsnog als een aardverschuiving aandoen). Ten eerste dient de ingewikkelde diagnostiek, puur en alleen gebaseerd op de DSM-5, vervangen te worden door vier vragen, te weten:
1. Wat is er met je gebeurd?
2. Wat is je kwetsbaarheid en je weerbaarheid?
3. Waar wil je naar toe?
4. Wat heb je nodig?
Of, zoals aan het eind van het boek grappig, doch bescheiden en kernachtig staat: ????
De nieuwe therapie sluit aan bij de beleving, voorbij de hokjesgeest van de DSM-5. Op een eigentijdse en charmante manier koerst Van Os de psychologie richting haar vruchtbare wortels, waarin luisteren centraal stond, ingebed in een mensvisie die haar voeding uit de existentiële filosofie, de biologie (ethologie) en het humanisme haalt. Het luisteren vervangt in grote mate het protocollaire denken en handelen. Daarnaast herintroduceert hij zelfmanagement en empowerment. Alsof hij een verdorde tuin achter de Ggz aantrof en water begon te geven, zo levendig en enthousiasmerend eindigt dit boek in diens slotakkoord. Als hij klaar is met onkruid wieden is de DSM teruggesnoeid tot slechts enkele klachtgebieden, zoals depressie, angst, psychose, verslaving, en nog een aantal meer.
Dan rest er nog een vraag, die in het gehele boek niet uitgewerkt wordt: wat ís diagnose? Diagnose stamt af van de Griekse woorden: dia door en gnosis kennis. Door en door kennen. Diagnose is dus niet zozeer een probleem isoleren uit een geheel, maar het geheel leren kennen en van daaruit ontdekken in welke behoefte (welk deel) iemand stagneert. De andere kant op dus dan de DSM-5 doet. De diagnose die Van Os onder andere stelt is dat de geestelijke gezondheidszorg te technocratisch is ingericht. In een overzichtelijk geheel biedt hij alvast een aantal bruikbare handvatten om een nieuwe koers in te slaan. Men zou wel gek zijn, die te laten liggen!