Een andere kijk op de zaak: de Beatles
.
Amerika
Stark begint zijn betoog met een schets van het eerste bezoek dat de Beatles in 1964 aan Amerika brachten, nadat hun vierde single I Want to Hold your Hand was ingeslagen als een bom. De Beatles kwamen precies op het juiste moment: de Amerikanen zochten afleiding na de moord op Kennedy en de zwarte rock-’n-roll zat in een impasse. Als gevolg daarvan wendde Amerika zich tot de Britse cultuur. Films als Lawrence of Arabia en James Bond overspoelden het land, tezamen met bijvoorbeeld de Britse musicals. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de Beatles daar een groot publiek vonden. De Amerikaanse pers vond deze rock-’n-roll zonder een storende kleur prima. De band symboliseerde bovendien de twintigste eeuwse anti-held, zoals ze ook anti-muziek maakten, anti-kapsels droegen en eigenlijk anti-alles waren. Maar vooral de verschijning van de band en de grote gillende horden meisjes had nieuwswaarde.
Androgyn
Na het beschrijven van de Amerikaanse doorbraak, gaat Stark een stap terug. Zijn verhaal krijgt vervolgens een chronologische opbouw op basis van drie belangrijke thema’s: het vervrouwelijken van de cultuur, de semi-religieuze allure van de groep en de manier waarop de Beatles uitgroeide tot de belichaming van de tegencultuur. Het begin van het verhaal ligt bij de vroege en bijna alles bepalende jeugd van George, Paul en John – de vaak als sullig neergezette Ringo komt er steeds bekaaid van af. De dood van zowel de moeder van John als die van Paul heeft op beide een blijvende indruk achtergelaten. De aantrekkingskracht tussen beiden en hun gedeelde songschrijverschap was hier voor een groot deel op gebaseerd. De door Stark duidelijk beargumenteerde, bijna obsessieve hang van de Beatles naar vrouwen, speelt een belangrijke rol in het betoog. Want de omgang met krachtige persoonlijkheden als Astrid Kirchherr en Mona Best, en later Yoko Ono en Linda Eastman, hebben de groep een voor die tijd heel vernieuwende, androgyne uitstraling gegeven.
Het beeld van de Beatles
Stark beargumenteert overtuigend dat de Beatles een semi-religieuze allure hadden. Als voorbeelden hiervan noemt hij: de grote groep gillende meisjes die de band in het begin achter zich aan kreeg, de mensen die dachten dat de vier Beatles geneeskrachtige gaven hadden en de fans die de Beatles om raad kwamen vragen. Daarnaast beweert Stark dat de band zich met de plaat Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band tot het symbool van de tegencultuur maakte. Op het hoogtepunt van hun roem straalden ze liefde, collectiviteit en excessief drugsgebruik uit, wat volgens Stark het idioom van de tegencultuur vormde. De onder het genot van geestverruimende middelen beïnvloedde fans waren, volgens Stark, weken zoet met discussies over de diepzinnigheid van de songteksten die de Beatles onder invloed van de op de hoesfoto van Sgt. Pepper afgebeelde helden hadden geschreven. En het Beatles-project Apple, dat naderhand desastreus bleek, werd destijds beschouwd als ‘de vleesgeworden ultieme droom van iedere hasjkikker’.
Verandering van vraag
Met zijn eigen insteek heeft Stark gepoogd een nieuwe blik op het bekende verhaal van de Beatles te werpen. De schrijver slaagt hier, met behulp van goede en logische argumenten, grotendeels in. Toch heeft het boek een groot minpunt, dat voortkomt uit het feit dat in het laatste kwart van Hoe de Beatles de wereld veranderden niet langer Starks hoofdvraag centraal staat, maar er in wordt gegaan op de vraag hoe de wereld de Beatles veranderde. De uitkomst hiervan is dat de Beatles ondanks hun eens zo sterke eenheid, steeds minder vaak op één lijn zaten. De breuk tussen de steeds meer dominerende Paul en de rest van de Beatles blijkt volgens Stark dan ook onvermijdelijk te zijn. Dit is echter algemeen bekend en voegt niets nieuws toe aan de bestaande opvattingen. Bovendien werken de vele citaten van mensen waarvan het niet altijd duidelijk is wat voor connectie ze met de Beatles hadden uitermate storend.
Verkeerde aanname
Aan het einde van het relaas wordt duidelijk dat, hoewel Beatles-fan Stark ons maar al te graag het tegendeel wil doen geloven, de vier Liverpoolse trendsetters niet geheel verantwoordelijk waren voor hetgeen hen wordt toegeschreven. Stark laat de lezer soms ongewild denken dat de Beatles niet uit konden groeien tot de grote vernieuwers in de popmuziek (zoals ze nu te boek staan), zonder de vele toevalligheden en de hulp van krachtige persoonlijkheden als George Martin, Astrid Kirchherr, Bob Dylan, Yoko Ono en Brian Epstein om de groep heen. Het ‘waarom’ van het succes, de hoofdvraag in het verhaal, weet Stark niet helemaal duidelijk te maken. Dit komt misschien voort uit het feit dat aan zijn betoog een duidelijke conclusie ontbreekt.