Ronald Snijders spot met de realiteit in spitsvondige voorstelling
.
Wie nieuwsgierig is naar wat goed cabaret inhoudt, zou de voorstelling van Ronald Snijders moeten zien. Met een enorme overgave en subtiel talent laat Ronald Snijders zien dat hij tot de top van het hedendaagse cabaret behoort. Taal, zang, absurdisme: het zit er allemaal in. Zeker in de knusse kleine zaal van Theater Bellevue komen zijn kunsten het beste tot zijn recht. Een minimaal decor bestaande uit een lamp, stoel en een cd-speler zijn de enige fysieke kenmerken van de voorstelling, voor de rest speelt Snijders moeiteloos met de verbeelding. Een fraai staaltje kunstenaarschap met uitgekiende humor.Daarbij staat miscommunicatie en verwarring telkens centraal: Snijders komt met zulke spitsvondige taalgrappen over lasbrillen en weermannen (zie zijn boek De alfabetweter voor meer voorbeelden) dat de verwarring op de loer ligt. Zo noemt zijn technicus zichzelf Ed (@), maar blijkt hij eigenlijk gewoon Apenstaart te heten. Dit soort grappen dalen langzaam in bij het publiek, wat het niveau alleen maar ten goede komt. Ook Herman Finkers is meester in woordspelingen, maar de snelheid bij Snijders is vele malen hoger; weliswaar niet zo droog, maar af en toe een tikkeltje flauw. De perfecte timing maakt het echter helemaal goed. Daarnaast is Snijders qua absurdisme frisser en gezelliger dan Hans Teeuwen, die nog wel eens zwartgallig kon zijn en bewust de grenzen van de grap op zocht. Bij Snijders is dat veel minder het geval, hij weet zelfs een grap over kanker zo goed te brengen dat het automatisch een licht onderwerp wordt. De functie van humor bij hem is duidelijk ontlading en relativering. Dat maakt het programma licht verteerbaar, met een ongekend hoog tempo en hier en daar momenten van ontroering. Zo belt zijn moeder hem te pas en te onpas dat hij wat minder moet stampen, en schrijft zijn vriendin dat hij met haar nieuwe vriend veel gelukkiger is. Dat maakt de voorstelling extra sterk: het talent van quizmaster dat Snijders graag wilt uitdragen – en dat ook met verve doet – wordt ook teniet gedaan door zijn eigen zelfspot. Het wordt nergens betweterig of moralistisch; er is simpelweg alleen een televisieprogramma, geen verhaal. De korte sketches worden telkens ingeleid met bumpers (ook door Snijders zelf uitbundig uitgevoerd) of een parodie op Herman van Veen. Dat gaat er altijd in als zoete koek. Zo raast Snijders, die een volledige controle over de zaal heeft, in iets meer dan een uur door. Toch is het einde niet helemaal bevredigend en niet in lijn met het programma. Snijders kiest voor een stille uittocht, waar entertainment misschien beter op zijn plaats was geweest. Al is er ook wat voor te zeggen dat we even hebben mogen genieten van het inkijkje in zijn hoofd, op zijn zolderkamertje, waar fictie en non-fictie dwars door elkaar lopen.
Hitpotentie
Het cabaret van Ronald Snijders is uniek te noemen en ook weer niet, aangezien hij sterk refereert aan enkele andere cabaretiers. Tegelijkertijd is er niemand die op dit moment iets soortgelijks doet als hij. Het is intelligente humor, met veel aandacht voor taal en verbeelding. In ongeveer 75 minuten bestiert hij het podium als televisiestudio, die hij naar eigen inzicht ook nog even om laat bouwen en tussendoor nog Queens Bohemian Rhapsody analyseert. ‘Dit nummer heeft hitpotentie’, concludeert Snijders. Alsof hij zichzelf zojuist een correcte analyse heeft toebedeeld. Snijders maakt cabaret zoals het bedoeld is.