Zeven robijnen en twee zwerfkeien
.
De stad en de tijd is het debuut van de Vlaming Jonathan Robijn. Deze verhalenroman bestaat uit negen chronologisch geordende verhalen die zich in Brussel afspelen. In het eerste verhaal is het 1958, het laatste verhaal is gesitueerd in het heden. Daarmee lijkt de titel verklaard. Maar de liefde is de werkelijke hoofdfiguur in deze verhalenroman.
De verhalen zijn onafhankelijk van elkaar te lezen en steeds is er een andere hoofdpersoon. Robijn lijkt een voorliefde te hebben voor sukkelaars. Alle hoofdfiguren, of ze nu parfumeur zijn, koffiewinkelier, legerofficier, hoge ambtenaar of veelbelovend concertpianiste, hebben de grootste moeite zich staande te houden in het leven. De manier om hiermee om te gaan is monomanie. Door zich blind op hun bezigheden te storten blijven ze overeind, totdat de liefde bij hen aanklopt en alles overhoop gooit.
De liefde als breekijzer
Het openingsverhaal heet De indringer. Het is 1958, Brussel is een zomer lang het middelpunt van de wereld. De eerste wereldtentoonstelling na de Tweede Wereldoorlog zorgt voor een extatische sfeer in de stad. De dochter van de Vlaamse parfumeur Gustaaf De Geest raakt verliefd op een Franstalige Belg. De progressieve wind die door de internationale paviljoens waait, heeft de Brusselse huiskamers nog niet bereikt. Daar ruikt het nog naar muf nationalisme. Een Vlaming en een Waal op één kussen: een grotere schande is nauwelijks denkbaar. Het is het eerste verhaal waarin de liefde slachtoffers maakt, en het zal niet het laatste zijn. Alle verhalen van Robijn gaan over de kracht van de liefde. Deze is destructief, maar evengoed onontkoombaar.
Klassieke vertelkunst
Robijn is een echte verteller. Hij bouwt zijn verhalen vakkundig op en weet de spanning die hij al in de eerste zinnen oproept in bijna alle verhalen vast te houden. Korte zinnen worden met lange meanderende zinnen afgewisseld, en met zijn ietwat archaïsche stijl creëert Robijn de nodige afstand. Deze past echter perfect bij de vaak wat belegen sfeer die hij in zijn verhalen oproept.
Toen Gustaaf De Geest de deuren van zijn parfumerie, gevestigd in een statig herenhuis op de Adolphe Maxlaan, die ochtend opende, had hij de indruk dat de wereldtentoonstelling zijn leven ondersteboven zou gooien en toch zou het nog meer dan twintig jaar duren voor hij besefte dat zijn voorgevoel hem niet had verraden.
Sterk gekruid
Thomas Rosenboom schreef al eens: ‘Wie Chinees wil koken zal Chinese kruiden moeten gebruiken.’ Robijn heeft er duidelijk plezier in om zijn verhalen rijkelijk te marineren met vakkennis. In De indringer leren we over de verschillende geuren en welke kwaliteiten zij hebben, in De koffiebranderij komen we te weten waarom kopie luwak de duurste koffie ter wereld is en in het verhaal De opmerking worden we bijgepraat over de verschillende bedreigde diersoorten die onze aarde rijk is.
Een van de meest geslaagde verhalen is Chocolade. Ook hier verkrijgt de lezer weer de nodige vakkennis, dit keer over de patisserie. Chocolatier Marcus Homans is een man van rond de veertig die met zijn oude moeder samenwoont. Hij is nog niet zo lang geleden uit de gevangenis ontslagen, waar hij het vak heeft geleerd. Marcus stelt dat hij onschuldig is aan de moord op een jonge vrouw, maar gaandeweg het verhaal gaat de lezer daar steeds meer aan twijfelen. Buiten zijn moeder en wat zakelijke contacten gaat Marcus met niemand om. Elke avond sluit hij zich in zijn slaapkamer op om via een telescoop naar de overbuurvrouw te gluren. Het is een eenzijdige liefde op afstand, maar als zij hem op een dag aanspreekt komt hier een einde aan.
In alle verhalen zijn de openingzinnen krachtig en effectief, maar de mooiste openingszinnen komen uit Chocolade.
Marcus Homans schrok toen hij de deur opendeed en meneer Vandevelde zag staan. Op slag was hij er zeker van dat hij de tweede kans die het leven hem had gegeven definitief om zeep had geholpen.
Gissen
In alle verhalen hangt er iets vreemds in de lucht, iets ongrijpbaars. Er klopt iets niet, maar de lezer kan er niet zomaar de vinger op leggen. Elk verhaal eindigt met een hint, meer niet. Vlak voordat het definitieve antwoord lijkt te komen, draait de schrijver de camera weg. Je komt er nooit precies achter waarom de personages doen wat ze doen. Hun kern geven ze nooit prijs, daar mag je naar gissen.
In de laatste twee verhalen vliegt Robijn wel enigszins de bocht uit. In De opmerking wil de schrijver te jolig zijn en maakt hij de hoofdpersoon en dierenbeschermer Helmut Klausner tot een volstrekte karikatuur. Wat er vervolgens met hem gebeurt laat je koud. In De bomaanslag maakt Robijn een klassieke fout. Hij wil afsluiten met knallend vuurwerk, en dat terwijl de eerdere verhalen het juist van de subtiliteit moeten hebben. Hij voert God en Allah op, ruziënd op een wolk. Het zij hem vergeven. De stad en de tijd is een uitstekend debuut. Met de eerste zeven verhalen laat hij zien het talent in huis te hebben om tot een groot schrijver uit te groeien.