IFFR 2013
Het 42e International Film Festival Rotterdam viel tegen. Iedereen die dat beweerde, moest toegeven dat hij minimaal drie kwart van de meer dan 200 vertoonde films niet heeft gezien, maar de consensus was duidelijk aanwezig. Maar wie verder keek dan de uitgedeelde Tiger Awards en nieuw werk van zogenaamde meesterfilmers, kon genoeg pareltjes vinden.
DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6 | DEEL 7 | DEEL 8: het laatste oordeel
‘Jij nog een goede film gezien?’ De meest gehoorde vraag in het winterse Rotterdam werd jaren niet met zo weinig enthousiasme beantwoord als bij de afgelopen editie van het IFFR. Er was veel te doen over de doorgaans afwezige Nederlandse selecties, maar geen daarvan had echt kwaliteit. De ontmaagding van Eva van End bijvoorbeeld werd door de makers vol trots een unicum in de Nederlandse filmwereld genoemd, maar niemand vermeldde daarbij dat de film niets doet dat in het buitenland al talloze malen beter is gedaan.
Eerder gedaan
Een film als Michael Noers Nordvest, een sociaal-realistisch kijkje in de Deense onderwereld, is weliswaar knap gemaakt, maar deed niets meer dan zijn eigen R van twee jaar geleden, en weinig meer dan Nicolas Winding Refns Pusher van 16 jaar geleden. Hideo Nakata’s griezelfilm The Complex deed absoluut niets dat de Japanner zelf herhaaldelijk eerder deed. Ook verschillende andere ‘maestro’s’ uit het Spectrum-programma – Miike, Balabanov, Brisseau, Bertolucci – boden weinig prikkelend werk. Ki-duk Kim presteerde het zelfs om zijn wrede farce Piëta te destilleren uit zowel zijn eigen eerdere werk als I Saw the Devil, pulp die het IFFR nooit zou selecteren.
Het Bright Future-programma bevatte films die veel verrassenderer waren. Jan Ole Gersters vermakelijke Oh Boy! toonde een dag in het leven van een zachtaardige slacker die door zijn passieve houding en een flinke dosis pech allerlei hilarische avontuurtjes in Berlijn beleeft, maar geen steek verder komt in het leven. Er is een slimme McGuffin in de vorm van een onmogelijk te vinden kopje koffie, en een slot dat het leven de jongen en de film iets van gewicht geeft. Kun-jae Jangs Sleepless Night was serieuzer, maar even prettig pretentieloos: de problemen van een jong Koreaans stel worden overtuigend natuurlijk, maar ook met een heel goed getimede nouvelle-vague-stijlgreep verbeeld.
Zwakke Tigers
De jury van de Tiger Awards koos opvallend genoeg voor de zwakste films in de competitie. Twee daarvan waren gevallen van arthousespielerei: het ondraaglijke Fat Shaker (in ons lopende verslag al gekraakt) was volgens het boekje niet van een regisseur, maar van een ‘kunstenaar’ – een handige bescherming vooraf tegen het oordeel van het publiek, dat de film in de peiling massaal afstrafte. Beter te verdedigen als film, maar in feite meer gekunsteld en kunstmatiger was Soldate Jeannette, een krachteloos ‘commentaar’ op de kapitalistische samenleving – volgens de regisseur zonder scenario gefilmd, en dat was te merken.
Die film won een prijs door zijn ‘vormelijke benadering’, maar een Tiger-kandidaat die iets veel intelligenters met vorm deed, was het Thaise 36. Thamrongrattanarit Nawapols film gaat over de herinneringen aan een ontluikende verliefdheid tussen een locatiescout en een art director en gebruikt een radicale vorm om de betekenis daarvan te verkennen: de film bestaat uit 36 statische takes (het aantal foto’s op een filmrolletje). In elk shot, steeds ingeleid door een tussentitel, zien we een relevant beeld en wordt in loom tempo gediscussieerd over herinneringen, verloren harde schijven en het nemen van foto’s.
De metafoor van het geheugen als filmrolletje of harde schijf is niet erg diepgaand, maar werd wel bijzonder elegant uitgewerkt. Het is een behoorlijke prestatie van regisseur Thamrongrattanarit Nawapol dat zijn tactiek niet verzandt in kil formalisme, maar de film juist speels maakt. Door langzaamaan muziek te introduceren, de scènes in elkaar te laten overlopen en uiteindelijk de vaste lengte van de shots los te laten, verlost hij de film geleidelijk van de rigide structuur en weet hij het publiek mee te voeren in de romance en te laten nadenken over het thema. 36 was daarmee niet alleen de meest stimulerende film van de Tiger-competitie, maar ook een van het hele festival. De Tiger-jury negeerde hem.
De derde Tiger-winnaar was My Dog Killer, een film met een paar beproefde arthouse-ingrediënten: een maatschappelijk probleem, fraaie long takes, wreedheid en een onnadrukkelijke vertelwijze. ‘De complexiteit van het leven’ onthullen, zoals de experts beweerden, deed de film echter zeker niet. Lina Yangs Longing for the Rain. een veel verrassender en gewaagder kandidaat, kwam daar dichter bij in de buurt. De film richtte een onaflatend feministische (en voor Chinese begrippen indrukwekkend expliciete) blik op het licht decadente en seksueel onbevredigende bestaan van een nouveau riche-vrouw in China, en vraagt zich af of religie de spirituele leegte kan opvullen. De film verzandt tegen het einde helaas in vaagheid, maar heeft op dat moment al meer gedurfd, gepresteerd en gezegd dan de drie Tiger-winnaars bij elkaar.