Boeken / Non-fictie

Pelgrimeren met Van Agt

recensie: Dries van Agt en Frans van Agt - Op weg naar Alpe d’Huez. Wielerverhalen.

.

Toegegeven, Van Agt’s bildungsdrang en karakteristiek taalgebruik komen vaak wat pedant over. Het is niet voldoende wanneer de lezer snelweg voor fietspad verruilt – zó slecht voor je, dat autorijden! – hij dient ook zijn kennis van de, vooral Franse, geschiedenis bij te spijkeren. Zo leert Van Agt je dat het stadje Aubigny sur Nère, waar je volgens hem alleen per fiets kunt komen, een Château des Stuarts kent met een Musée de la vieille alliance Franco-Ḗcossaise:

Dit monument van de voormalige alliantie tussen Frankrijk en Schotland, uiteraard tegen de Engelsen gericht, is een boeiende reminiscentie aan de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland, toen grote delen van het huidige Frankrijk door de Engelsen veroverd waren en het boerenmeisje Jeanne d’Arc moest opstaan om de trotse Franse ridderschap in ere te herstellen.

Een ‘reminiscentie’! Het is bijna net zo mooi als zijn deftige oplossing voor het wollige ‘op bedevaartstocht gaan’. Want Van Agt fietst niet zomaar; hij ‘pelgrimeert’.

Jeugdzonden
Wat Van Agt’s pedanterie zo draaglijk maakt is dat hij niet is gespeend van een flinke dosis zelfspot. Met dezelfde oprechtheid waarmee hij tegenwoordig voor de Palestijnse zaak strijdt en toegeeft dat hij zich tijdens zijn jaren als minister en minister-president schromelijk vergist heeft, biecht hij nu ook zijn jeugdzonden in de fietserij op. Er zijn weinig auteurs, laat staan (ex-)politici die zich zo eloquent kwetsbaar durven op te stellen.   

Zoon Frans lijkt zowel die integriteit als de kwajongens-fratsen te hebben geërfd. Met een aardje naar zijn vaartje raakt ook hij halverwege zijn toertochten veelvuldig platzak. Nu eens geven ze te snel te veel uit aan wat ze nu eenmaal leuk vinden; vaker nog laten ze hun portemonnee bij de herberg liggen. Niet iedereen wordt op zo’n moment door het Nederlands consulaat gered, maar de Van Agts proberen nochtans vaak eerst op creatieve wijze uit de penarie te komen. Frans’ manier op onder het plakken van zijn band uit te komen verdient zeker navolging.

Ode aan de onthaasting
Op weg naar Alpe d’Huez is ook, zelfs vooral, na afloop van de Tour de France zeer lezenswaardig. Hoewel Nederlandse tourhelden als Jan Janssen en Joop Zoetemelk de revue passeren is dit namelijk geen boekje over wielrennen, maar over de liefde voor het fietsen.

Dries en Frans fietsen niet om als eerste over de meet te komen. Integendeel, zij fietsen om te genieten. Op dezelfde manier kijken ze ook naar de Tour, ongeacht of ze nu achter de buis zitten of in de ploegleiderswagen van Peter Post. Het is het ultieme vakantiegevoel. Zelfs als je voor de Tour een kabinetsformatie moet laten schieten. Een beetje politiek leider kent immers zijn prioriteiten.

Het plezier van vader en zoon Van Agt werkt aanstekelijk. Frans heeft er wel wat minder dure woorden voor nodig dan Dries. En beide ronden hun verhalen nogal abrupt af, hetgeen hopelijk aanduidt dat ze nog lang niet klaar zijn met fietsen en erover schrijven. Al met al is dit een kostelijk niemendalletje dat bovendien makkelijk mee te nemen is als leesvoer tijdens een pelgrimage.